HONGAREN HEBBEN MEER, MAAR GELOVEN DAAR NIETS VAN
Regelmatig loop je tegen Hongaren aan, die je vol overtuiging vertellen dat het leven tegenwoordig slechter is dan pakweg 15 jaar geleden. Of in ieder geval slechter dan een aantal jaren geleden. Ik heb dat altijd betwijfeld. Zelfs op het platteland, waar ik regelmatig kom, zie je dat het leven van mensen de afgelopen vijftien jaar ten goede is veranderd.
Neem om te beginnen het voorzieningsniveau. Gas, stromend water, telefoon, riolering: bestonden vijftien jaar geleden helemaal niet in de dorpen. Water haalde je uit de put, en drinken kon je het niet, want het was vervuild vanwege het hoge nitraatgehalte in de grond, veroorzaakt door de even verderopstaande poepdoos. Stoken en koken deed je op hout of kolen, of op gasflessen.
Telefoon was er niet, op één zwengeltoestel bij de burgemeester na (in de stad lag het anders, daar kon je, na vijftien jaar wachten, een toestel krijgen dat je samen met een aantal buren moest delen). Een auto was een droom, die na vijftien jaren wachten vervuld werd door een Trabant of Wartburg.
De arbeidsomstandigheden in fabrieken waren vaak zeer slecht, met lawaai- en stofniveaus die in de huidige EU ondenkbaar zijn. De milieuvervuiling van veel bedrijven was enorm. In de binnenstad van Boedapest was het eigenlijk onverantwoord een kind te laten opgroeien vanwege het hoge loodgehalte, veroorzaakt door loodhoudende benzine.
Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan, en dan heb ik het alleen nog maar over algemene levensomstandigheden die veranderd zijn. Maar daarnaast kan niemand mij wijs maken dat de gemiddelde Hongaar er in zijn persoonlijke leven slechter aan toe is dan destijds.
Gepensioneerden, misschien, maar zelfs dat betwijfel ik. Niet voor niets werden alle musea vijftien jaar geleden bevolkt door suppoosten die de pensioensgerechtige leeftijd voorbij waren: van alleen een pensioen viel niet te leven. Niet voor niets hadden de meeste mensen twee, soms zelfs drie banen: van hun loon viel namelijk ook niet te leven.
Ik zie in het dorp mensen, waarvan ik weet dat ze echt niet veel meer dan het minimumloon verdienen, die in de afgelopen jaren een badkamer hebben gebouwd, een garage, die een computer hebben staan en een auto hebben gekocht. Je ziet het welvaartspeil stijgen, langzaam, maar zeker.
Als je in Boedapest rondkijkt, is de welvaartstijging nog veel duidelijker zichtbaar. Trendy café's en restaurants zitten vol, en niet met toeristen, maar met Hongaren. Ook vrienden waarvan ik altijd denk dat ze weinig geld hebben, vliegen in de zomer plotseling naar Sicilië, rijden rond in een jeep of kopen een apartement voor hun studerende dochter.
Tot nu toe werd ik door Hongaren altijd voor gek verklaard als ik hun pessimistische beweringen in twijfel trok. Niet voor niets heeft een van de partijen in de huidige verkiezingen zijn hele campagne gebaseerd op de bewering ,,We leven slechter dan vier jaar geleden''. Maar een Hongaarse krant, de Magyar Hirlap, is me te hulp gekomen en is de zaak eindelijk eens nagegaan. En wat is de conclusie: ,,We zijn tevredener dan vijf jaar geleden, maar we geloven iets anders''.
Op basis van de statistieken blijkt de gemiddelde Hongaars reëel 36,5 procent meer te verdienen dan vijf jaar geleden. Dat is een gemiddelde, en zou natuurlijk kunnen betekenen dat de rijken het aanzienlijk beter hebben gekregen, terwijl mensen aan de onderkant van de samenleving achteruit zijn gegaan. Dat had de krant ook bedacht, sterker nog, dat veronderstelden de betrokken journalisten in eerste instantie ook. Tot hun eigen verbazing blijkt er echter geen groep te vinden te zijn die in de afgelopen jaren geen reële inkomensverbetering heeft gehad. Dat geldt zelfs voor de werklozen.
Volgens een Hongaarse psycholoog is de verklaring simpel. Mensen hebben nu eenmaal een kort geheugen, en als er maar geroepen wordt dat het zoveel slechter is geworden, gaan ze dat uiteindelijk geloven.
Daarbij speelt ongetwijfeld ook een rol dat velen in 1990 enorm hoge verwachtingen hadden van wat de vrije markteconomie hen zou brengen. Dat is langzamer gegaan dan ze hoopten, en dat stelt natuurlijk teleur.
Daarnaast, aldus de psycholoog, klopt het voor velen natuurlijk, dat ze inderdaad slechter leven dan vijftien jaar geleden. Niet, omdat het hen materieel slechter gaat, maar omdat ze vijftien jaar ouder zijn, en dus krakkemikkeriger. En daar is helaas geen kruid tegen gewassen.
Neem om te beginnen het voorzieningsniveau. Gas, stromend water, telefoon, riolering: bestonden vijftien jaar geleden helemaal niet in de dorpen. Water haalde je uit de put, en drinken kon je het niet, want het was vervuild vanwege het hoge nitraatgehalte in de grond, veroorzaakt door de even verderopstaande poepdoos. Stoken en koken deed je op hout of kolen, of op gasflessen.
Telefoon was er niet, op één zwengeltoestel bij de burgemeester na (in de stad lag het anders, daar kon je, na vijftien jaar wachten, een toestel krijgen dat je samen met een aantal buren moest delen). Een auto was een droom, die na vijftien jaren wachten vervuld werd door een Trabant of Wartburg.
De arbeidsomstandigheden in fabrieken waren vaak zeer slecht, met lawaai- en stofniveaus die in de huidige EU ondenkbaar zijn. De milieuvervuiling van veel bedrijven was enorm. In de binnenstad van Boedapest was het eigenlijk onverantwoord een kind te laten opgroeien vanwege het hoge loodgehalte, veroorzaakt door loodhoudende benzine.
Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan, en dan heb ik het alleen nog maar over algemene levensomstandigheden die veranderd zijn. Maar daarnaast kan niemand mij wijs maken dat de gemiddelde Hongaar er in zijn persoonlijke leven slechter aan toe is dan destijds.
Gepensioneerden, misschien, maar zelfs dat betwijfel ik. Niet voor niets werden alle musea vijftien jaar geleden bevolkt door suppoosten die de pensioensgerechtige leeftijd voorbij waren: van alleen een pensioen viel niet te leven. Niet voor niets hadden de meeste mensen twee, soms zelfs drie banen: van hun loon viel namelijk ook niet te leven.
Ik zie in het dorp mensen, waarvan ik weet dat ze echt niet veel meer dan het minimumloon verdienen, die in de afgelopen jaren een badkamer hebben gebouwd, een garage, die een computer hebben staan en een auto hebben gekocht. Je ziet het welvaartspeil stijgen, langzaam, maar zeker.
Als je in Boedapest rondkijkt, is de welvaartstijging nog veel duidelijker zichtbaar. Trendy café's en restaurants zitten vol, en niet met toeristen, maar met Hongaren. Ook vrienden waarvan ik altijd denk dat ze weinig geld hebben, vliegen in de zomer plotseling naar Sicilië, rijden rond in een jeep of kopen een apartement voor hun studerende dochter.
Tot nu toe werd ik door Hongaren altijd voor gek verklaard als ik hun pessimistische beweringen in twijfel trok. Niet voor niets heeft een van de partijen in de huidige verkiezingen zijn hele campagne gebaseerd op de bewering ,,We leven slechter dan vier jaar geleden''. Maar een Hongaarse krant, de Magyar Hirlap, is me te hulp gekomen en is de zaak eindelijk eens nagegaan. En wat is de conclusie: ,,We zijn tevredener dan vijf jaar geleden, maar we geloven iets anders''.
Op basis van de statistieken blijkt de gemiddelde Hongaars reëel 36,5 procent meer te verdienen dan vijf jaar geleden. Dat is een gemiddelde, en zou natuurlijk kunnen betekenen dat de rijken het aanzienlijk beter hebben gekregen, terwijl mensen aan de onderkant van de samenleving achteruit zijn gegaan. Dat had de krant ook bedacht, sterker nog, dat veronderstelden de betrokken journalisten in eerste instantie ook. Tot hun eigen verbazing blijkt er echter geen groep te vinden te zijn die in de afgelopen jaren geen reële inkomensverbetering heeft gehad. Dat geldt zelfs voor de werklozen.
Volgens een Hongaarse psycholoog is de verklaring simpel. Mensen hebben nu eenmaal een kort geheugen, en als er maar geroepen wordt dat het zoveel slechter is geworden, gaan ze dat uiteindelijk geloven.
Daarbij speelt ongetwijfeld ook een rol dat velen in 1990 enorm hoge verwachtingen hadden van wat de vrije markteconomie hen zou brengen. Dat is langzamer gegaan dan ze hoopten, en dat stelt natuurlijk teleur.
Daarnaast, aldus de psycholoog, klopt het voor velen natuurlijk, dat ze inderdaad slechter leven dan vijftien jaar geleden. Niet, omdat het hen materieel slechter gaat, maar omdat ze vijftien jaar ouder zijn, en dus krakkemikkeriger. En daar is helaas geen kruid tegen gewassen.
Reacties
Vroeger waren ze in een dorp met z'n allen voor elkaar bezig om de boel staande te houden. De een zorgde voor de groentes en de andere zorgde voor het vlees etc. Het was er een paar jaar geleden heel gemoedelijk en er werd niet gekeken naar wat voor auto je reed, zoals nu, hoe groter en duurder je auto hoe beter. Iedereen tegenwoordig kijkt met afgunst naar je zodra het een beetje goed met je gaat. Ik woonde er ook toen je eerst je water uit de put moest halen en daarna eerst moest koken voordat je het op kon drinken, en elke dag weer nodigde iemand uit het dorp je uit om iets te komen eten en drinken terwijl ze bijna niks te makken hadden. Levensgenieters waren het die tijd. Tegenwoordig is het gewoon om te huilen, de mensen die niks hebben die hebben nu tegenwoordig niet eens meer de steun die ze vroeger wel hadden van hun dorpsgenoten.
Ik vind het ook zeer kortzichtig om alleen maar de voordelen te benoemen en niet eens tijd te nemen voor ook maar een paar van de nadelen, vooral voor de oudere hongaren. Want zo goed hebben die het niet vergeleken wat ze vroeger hadden.
Mvg Tamás