TEVEEL VAN HET GOEDE
Iedere zondag leunt de buurvrouw in het dorp over ons tuinhek, met een schaaltje met gebak. Bakken doet ze op zaterdag, en als wij er zijn wordt er automatisch wat voor ons meegebakken. Hoewel, ze bakt altijd wat teveel, want je moet immers rekening houden met gasten. Ook krijgen we regelmatig eieren, verse doperwtjes, bramen of frambozen toestopt
Een beetje ongemakkelijk voel ik me er altijd wel bij, want ik kan zelden wat teruggeven. Ik bak niet iedere week, en als ik kook, pleeg ik zelden iets over te houden. Ik heb een bescheiden groentetuin, niet erop afgestemd dat ik ook nog aan Jan en Alleman moet uitdelen.
Maar goed, als ik op reis ga, neem ik altijd een kadootje voor haar mee, ik geef haar af en toe een pak Nederlandse speculaas en bovendien betaal ik haar ook nog om toezicht te houden op ons huis, en niet zo slecht ook. Dus zit ik er niet echt mee.
Dat soort goedgeefsheid hoort er bij, in het dorp. Als je ergens binnenstapt, is de kans groot dat je met een schaal met iets in je handen weer vertrekt. Dat weerhoudt me eerlijk gezegd soms een beetje om bij mensen langs te gaan.
Het weerhoudt me helemaal om bij Teri néni langs te gaan...
Deze krasse tachtigjarige die dagelijks op de fiets voor ons huis langszoeft op weg naar haar epileptische dochter, heeft niets liever dan dat je op bezoek komt. Sinds maanden lag er al een foto klaar van haar en haar dochter en schooonzoon, die ik ooit had genomen en die ik nog steeds bij haar moest afleveren. Maar haar goedgeefsheid weerhield. me
Uiteindelijk heb ik vorige week de stoute schoenen aangetrokken. Teri néni woont in een oud, uit leem opgetrokken huis met dikke muren. Op haar erf scharrelen kippen rond, achter het huis ligt een groentetuin met fruitbomen en in de donkere woonkamer zit aan de keukentafel altijd haar man, Pali.
Het was een warme dag, dus het begon ermee dat ik wat moest drinken, en nog wat, en nog wat. Fanta, een drankje dat ik zelf nooit drink, omdat ik het te zoet vind, maar Teri néni bleef me volschenken, terwijl ze zelf sodawater nam. ,,Dat is me te zoet'', zei ze, knikkend naar de Fanta, ,,Ik vind soda lekkerder''. Ik ook, probeerde ik haar duidelijk te maken, maar dat was tegen dovemansoren gezegd.
Dat gold ook voor mijn protesten dat ik echt in mijn eentje niet van plan was om een hele schaal gebak op te eten. Uiteindelijk liet ik de boel gewoon staan, in de hoop het probleem daarmee op te lossen. Maar ik had buiten Teri néni gerekend.
Tegen de tijd dat ik wegwilde, schoot ze weer overeind. Bij eerdere gelegenheden was ze bij het afscheid al aangekomen met aardewerken koppen, kunstboeketjes en versierde glazen flesjes. Ditmaal beperkte ze zich tot voedsel. Eerst kwam ze met een doos eieren, van de kippen uit haar tuin. Toen met een zak met al gedopte erwtjes (hele lekkere, ik zeg het er meteen bij, mals, jong en zoet).
Toen schoot haar te binnen dat er thuis ook nog een kind op mij wachtte. Ze pakte een grote plak chocolade in en een doos met een stuk of tien negerzoenachtige gebakjes. Ik kreeg haast om weg te komen, voor ik straks haar hele huis in mijn tas geduwd had gekregen.
Maar haar oog viel op het bord met ongegeten gebak en ze zag een nieuwe mogelijkheid om mij van giften te voorzien. Ze pakte een doos en begon, ondanks mijn inmiddels tamelijk luidkeelse protesten, al het gebak in te pakken. Maar ditmaal vertikte ik het nog langer mee te werken. Ik hield mijn tas dicht, klemde mijn armen tegen mijn lijf en weigerde iets aan te pakken. Uiteindelijk liep ik, om haar aandringen te ontwijken, de deur uit. Ze volgde me, zonder gebak gelukkig, tot mijn fiets. Dat ik toch vaker langs moest komen, zei ze, dat ik me echt niet thuis hoefde te gaan zitten vervelen, dat ik altijd welkom was.
Het was ongetwijfeld goed bedoeld, maar ik vrees dat ik er de volgende keer twee keer over nadenk, voor ik van Teri néni weer een kiekje maak. Dat levert me echt te veel op.
Een beetje ongemakkelijk voel ik me er altijd wel bij, want ik kan zelden wat teruggeven. Ik bak niet iedere week, en als ik kook, pleeg ik zelden iets over te houden. Ik heb een bescheiden groentetuin, niet erop afgestemd dat ik ook nog aan Jan en Alleman moet uitdelen.
Maar goed, als ik op reis ga, neem ik altijd een kadootje voor haar mee, ik geef haar af en toe een pak Nederlandse speculaas en bovendien betaal ik haar ook nog om toezicht te houden op ons huis, en niet zo slecht ook. Dus zit ik er niet echt mee.
Dat soort goedgeefsheid hoort er bij, in het dorp. Als je ergens binnenstapt, is de kans groot dat je met een schaal met iets in je handen weer vertrekt. Dat weerhoudt me eerlijk gezegd soms een beetje om bij mensen langs te gaan.
Het weerhoudt me helemaal om bij Teri néni langs te gaan...
Deze krasse tachtigjarige die dagelijks op de fiets voor ons huis langszoeft op weg naar haar epileptische dochter, heeft niets liever dan dat je op bezoek komt. Sinds maanden lag er al een foto klaar van haar en haar dochter en schooonzoon, die ik ooit had genomen en die ik nog steeds bij haar moest afleveren. Maar haar goedgeefsheid weerhield. me
Uiteindelijk heb ik vorige week de stoute schoenen aangetrokken. Teri néni woont in een oud, uit leem opgetrokken huis met dikke muren. Op haar erf scharrelen kippen rond, achter het huis ligt een groentetuin met fruitbomen en in de donkere woonkamer zit aan de keukentafel altijd haar man, Pali.
Het was een warme dag, dus het begon ermee dat ik wat moest drinken, en nog wat, en nog wat. Fanta, een drankje dat ik zelf nooit drink, omdat ik het te zoet vind, maar Teri néni bleef me volschenken, terwijl ze zelf sodawater nam. ,,Dat is me te zoet'', zei ze, knikkend naar de Fanta, ,,Ik vind soda lekkerder''. Ik ook, probeerde ik haar duidelijk te maken, maar dat was tegen dovemansoren gezegd.
Dat gold ook voor mijn protesten dat ik echt in mijn eentje niet van plan was om een hele schaal gebak op te eten. Uiteindelijk liet ik de boel gewoon staan, in de hoop het probleem daarmee op te lossen. Maar ik had buiten Teri néni gerekend.
Tegen de tijd dat ik wegwilde, schoot ze weer overeind. Bij eerdere gelegenheden was ze bij het afscheid al aangekomen met aardewerken koppen, kunstboeketjes en versierde glazen flesjes. Ditmaal beperkte ze zich tot voedsel. Eerst kwam ze met een doos eieren, van de kippen uit haar tuin. Toen met een zak met al gedopte erwtjes (hele lekkere, ik zeg het er meteen bij, mals, jong en zoet).
Toen schoot haar te binnen dat er thuis ook nog een kind op mij wachtte. Ze pakte een grote plak chocolade in en een doos met een stuk of tien negerzoenachtige gebakjes. Ik kreeg haast om weg te komen, voor ik straks haar hele huis in mijn tas geduwd had gekregen.
Maar haar oog viel op het bord met ongegeten gebak en ze zag een nieuwe mogelijkheid om mij van giften te voorzien. Ze pakte een doos en begon, ondanks mijn inmiddels tamelijk luidkeelse protesten, al het gebak in te pakken. Maar ditmaal vertikte ik het nog langer mee te werken. Ik hield mijn tas dicht, klemde mijn armen tegen mijn lijf en weigerde iets aan te pakken. Uiteindelijk liep ik, om haar aandringen te ontwijken, de deur uit. Ze volgde me, zonder gebak gelukkig, tot mijn fiets. Dat ik toch vaker langs moest komen, zei ze, dat ik me echt niet thuis hoefde te gaan zitten vervelen, dat ik altijd welkom was.
Het was ongetwijfeld goed bedoeld, maar ik vrees dat ik er de volgende keer twee keer over nadenk, voor ik van Teri néni weer een kiekje maak. Dat levert me echt te veel op.
Reacties