CSÓKI…WAT
,,Csóki!’’ De eerste maanden dat we in Hongarije, klonk die kreet van onze buurkinderen iedere keer wer even raadselachtig. Het was me duidelijk dat ze niet om chocolade vroegen. Maar het duurde een tijdje voor ik begrepen had dat hun csoki een afkorting was van csókolom (ik kus), op zichzelf weer een verkorting van de zeer beleefde groet ’kézi csókolom’, ik kus u de hand.
Er zijn maar weinig mensen in Hongarije die daadwerkelijk nog een handkus geven, maar in het csokolom leeft de gewoonte voort. Groeten is in een land dat zo aan vormelijkheden hecht, aanzienlijk ingewikkelder dan in Nederland. Naast het csókolom heb je ook nog goedenochtend, -middag en –avond, en szervusz, szia en helo.....
Maar in welke situatie je geacht wordt wat te zeggen, is zo ingewikkeld dat, zo vond ik onlangs uit, ook Hongaren er niet echt raad mee weten. Dat wil zeggen, moderne Hongaren, zoals de ouders van de kinderen in mijn zoons klas.
De meeste mensen leren hun kinderen simpelweg om ’csókolom’ te zeggen tegen iedere oudere. Tot een zekere leeftijd kom je daar het makkelijkste mee uit, maar er komt een moment dat je te oud bent om dat nog tegen mannen te zeggen.
Daarna blijft het beleefd om csókolom te zeggen tegen vrouwen als je respect wil uitdrukken. bijvoorbeeld omdat ze ouder zijn dan jijzelf. Dat geldt zeker als je een man bent. Dat zowel de directeur, als de postbode, de slager en zelfs de dakloze csókolom tegen een vrouw zeggen, is heel gewoon. Als vrouw antwoord je met goedendag.
Het is een restant van het feodalisme zonder problemen heeft overleefd, al was het in die jaren gebruikelijk om elkaar met ’goedendag kameraad’ te begroeten. Het communisme heeft misschien er zelfs zelfs aan bijgedragen dat het gebruik zo lang stand heeft gehouden.
Maar in de klas van mijn zoon voelt vrijwel niemand zich er nog lekker mee en vrijwel geen van de kinderen heeft ooit geleerd om csókolom te zeggen. De grote vraag voor alle ouders is echter: wat dan. Van een driejarige wordt nog wel geaccepteerd als hij met stralende blik ’szia’ zegt, bij een tienjarige zien de meeste volwassenen dat als buitengewoon onbeleefd.
Maar het alternatief? Niemand blijkt het te weten. Goedendag klinkt raar voor een kind, vinden ze. Szervusz is te ouderwets. Het blijft worstelen.
Net als met handenschudden, trouwens. Rita Verdonk zou zich in Hongarije hoogst ongelukkig voelen: mannen schudden vrouwen niet de hand. Toen de handkus uitstierf, kwam daar simpelweg geen gebaar voor in de plaats.
In tegenstelling tot sommige islamitische geestelijken zijn Hongaarse mannen echter wel gevoelig voor de gebruiken in de rest van Europa, en dus wordt handenschudden steeds gewoner. Doet-ie het wel of doet-ie het niet, blijft dan ook iedere keer afwachten. Dat probleem lost zich vanzelf op als je elkaar beter kent. Dan zoen je elkaar simpelweg, niet op de hand, maar op de wang. Csóki, dus.
Er zijn maar weinig mensen in Hongarije die daadwerkelijk nog een handkus geven, maar in het csokolom leeft de gewoonte voort. Groeten is in een land dat zo aan vormelijkheden hecht, aanzienlijk ingewikkelder dan in Nederland. Naast het csókolom heb je ook nog goedenochtend, -middag en –avond, en szervusz, szia en helo.....
Maar in welke situatie je geacht wordt wat te zeggen, is zo ingewikkeld dat, zo vond ik onlangs uit, ook Hongaren er niet echt raad mee weten. Dat wil zeggen, moderne Hongaren, zoals de ouders van de kinderen in mijn zoons klas.
De meeste mensen leren hun kinderen simpelweg om ’csókolom’ te zeggen tegen iedere oudere. Tot een zekere leeftijd kom je daar het makkelijkste mee uit, maar er komt een moment dat je te oud bent om dat nog tegen mannen te zeggen.
Daarna blijft het beleefd om csókolom te zeggen tegen vrouwen als je respect wil uitdrukken. bijvoorbeeld omdat ze ouder zijn dan jijzelf. Dat geldt zeker als je een man bent. Dat zowel de directeur, als de postbode, de slager en zelfs de dakloze csókolom tegen een vrouw zeggen, is heel gewoon. Als vrouw antwoord je met goedendag.
Het is een restant van het feodalisme zonder problemen heeft overleefd, al was het in die jaren gebruikelijk om elkaar met ’goedendag kameraad’ te begroeten. Het communisme heeft misschien er zelfs zelfs aan bijgedragen dat het gebruik zo lang stand heeft gehouden.
Maar in de klas van mijn zoon voelt vrijwel niemand zich er nog lekker mee en vrijwel geen van de kinderen heeft ooit geleerd om csókolom te zeggen. De grote vraag voor alle ouders is echter: wat dan. Van een driejarige wordt nog wel geaccepteerd als hij met stralende blik ’szia’ zegt, bij een tienjarige zien de meeste volwassenen dat als buitengewoon onbeleefd.
Maar het alternatief? Niemand blijkt het te weten. Goedendag klinkt raar voor een kind, vinden ze. Szervusz is te ouderwets. Het blijft worstelen.
Net als met handenschudden, trouwens. Rita Verdonk zou zich in Hongarije hoogst ongelukkig voelen: mannen schudden vrouwen niet de hand. Toen de handkus uitstierf, kwam daar simpelweg geen gebaar voor in de plaats.
In tegenstelling tot sommige islamitische geestelijken zijn Hongaarse mannen echter wel gevoelig voor de gebruiken in de rest van Europa, en dus wordt handenschudden steeds gewoner. Doet-ie het wel of doet-ie het niet, blijft dan ook iedere keer afwachten. Dat probleem lost zich vanzelf op als je elkaar beter kent. Dan zoen je elkaar simpelweg, niet op de hand, maar op de wang. Csóki, dus.
Reacties