HONGAARS ARCHIEF KEERT TERUG UIT BALLINGSCHAP
Na een verblijf van 50 jaar in Nederland krijgt Hongarije vandaag (donderdag) het historische archief over de prinselijke Rákóczy-familie terug. Het archief kwam in Nederland terecht, toen de weduwe van een van de laatste telgen van de Rákóczys in 1956 na de Hongaarse opstand het land uitvluchtte en door koningin Juliana persoonlijk naar Nederland werd gehaald. Het archief wordt door de Algemene Rijskarchivaris Maarten van Boven overhandingd aan de directeur van het Hongaarse Rijksarchief, Lajos Geczényi.
Sári Marton nam bij haar vlucht een koffer papieren mee, die voor Hongarije mede van groot historisch belang zijn, omdat er weinig historische archieven bewaard zijn gebleven. Het familiearchief bevat documenten uit diverse eeuwen, waarvan de oudste uit 1322 stamt en gewag maakt van een stuk land dat de familie van de koning toegewezen heeft gekregen.
Belangrijk voor Hongaarse historici zijn de papieren over Ferenc Rákóczy II, de laatste Hongaarse vorst van Transsylvanië....
die een belangrijke rol speelde in een opstand van de Hongaren tegen de Habsburgers en in 1705 korte tijd tot koning wordt gekozen.
Maar er zijn ook krantenknipsels en foto’s van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Marton’s echtgenoot, Imre Rakóczy, ondermeer woordvoerder was van Miklos Horthy, de toenmalige Hongaarse leider (en lange tijd Hitler-bondgenoot).
Imre Rákoczy belandde aan het einde van de oorlog in Russische krijgsgevangenschap. Een lang liefdesgedicht dat hij in Rusland voor zijn vrouw schreef en waarin hij de slechte levensomstandigheden in het kamp beschrijft, maakt ook deel uit van het archief. Hij keerde terug naar Hongarije om daar in armoede te sterven toen zijn vrouw al naar Nederland was gevlucht.
Sári Marton behoorde tot een groep van Hongaarse aristocraten die na de Hongaarse opstand van het Nederlandse koningshuis onderdak in Nederland aangeboden kregen. Zij verbleef enige tijd in Huize Voorhout op het Lange Voorhout in Den Haag. Marton heeft vermoedelijk ook op andere wijze koninklijke hulp gekregen. Uit brieven blijkt dat zij de koffer met documenten niet zelf mee de Hongaarse grens over heeft genomen, en het is waarschijnlijk dat Nederlandse diplomatieke kringen hierbij een rol hebben gespeeld.
De documenten zijn uiteindelijk in het Nationaal Archief (destijds het Rijksarchief) in Den Haag terechtgekomen, toen zij in 1974 een veilig onderdak voor de papieren zocht. Zij liet bij de overdracht vastleggen ,,dat de documenten niet terecht mogen komen in enig archief in Hongarije, zolang dat onder een communistisch bewind verkeert.’’
Dat het Rákóczy-archief nu is opgedoken, is te danken aan de 50-jarige herdenking van diezelfde Hongaarse Opstand die de papieren naar Nederland bracht. In verband daarmee ging de redactie van het Nationaal Archief Magazine op zoek naar archiefmateriaal en stuitte op de min of meer vergeten Rákóczy-documenten. Volgens László Marácz, docent Oost-Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam, heeft het archief voor Hongaren ongeveer eenzelfde waarde als een archief van de nazaten van Willem van Oranje voor Nederland zou hebben.
Sári Marton nam bij haar vlucht een koffer papieren mee, die voor Hongarije mede van groot historisch belang zijn, omdat er weinig historische archieven bewaard zijn gebleven. Het familiearchief bevat documenten uit diverse eeuwen, waarvan de oudste uit 1322 stamt en gewag maakt van een stuk land dat de familie van de koning toegewezen heeft gekregen.
Belangrijk voor Hongaarse historici zijn de papieren over Ferenc Rákóczy II, de laatste Hongaarse vorst van Transsylvanië....
die een belangrijke rol speelde in een opstand van de Hongaren tegen de Habsburgers en in 1705 korte tijd tot koning wordt gekozen.
Maar er zijn ook krantenknipsels en foto’s van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Marton’s echtgenoot, Imre Rakóczy, ondermeer woordvoerder was van Miklos Horthy, de toenmalige Hongaarse leider (en lange tijd Hitler-bondgenoot).
Imre Rákoczy belandde aan het einde van de oorlog in Russische krijgsgevangenschap. Een lang liefdesgedicht dat hij in Rusland voor zijn vrouw schreef en waarin hij de slechte levensomstandigheden in het kamp beschrijft, maakt ook deel uit van het archief. Hij keerde terug naar Hongarije om daar in armoede te sterven toen zijn vrouw al naar Nederland was gevlucht.
Sári Marton behoorde tot een groep van Hongaarse aristocraten die na de Hongaarse opstand van het Nederlandse koningshuis onderdak in Nederland aangeboden kregen. Zij verbleef enige tijd in Huize Voorhout op het Lange Voorhout in Den Haag. Marton heeft vermoedelijk ook op andere wijze koninklijke hulp gekregen. Uit brieven blijkt dat zij de koffer met documenten niet zelf mee de Hongaarse grens over heeft genomen, en het is waarschijnlijk dat Nederlandse diplomatieke kringen hierbij een rol hebben gespeeld.
De documenten zijn uiteindelijk in het Nationaal Archief (destijds het Rijksarchief) in Den Haag terechtgekomen, toen zij in 1974 een veilig onderdak voor de papieren zocht. Zij liet bij de overdracht vastleggen ,,dat de documenten niet terecht mogen komen in enig archief in Hongarije, zolang dat onder een communistisch bewind verkeert.’’
Dat het Rákóczy-archief nu is opgedoken, is te danken aan de 50-jarige herdenking van diezelfde Hongaarse Opstand die de papieren naar Nederland bracht. In verband daarmee ging de redactie van het Nationaal Archief Magazine op zoek naar archiefmateriaal en stuitte op de min of meer vergeten Rákóczy-documenten. Volgens László Marácz, docent Oost-Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam, heeft het archief voor Hongaren ongeveer eenzelfde waarde als een archief van de nazaten van Willem van Oranje voor Nederland zou hebben.
Reacties