SMAAK
Op hoge naaldhakken, met schoenen met zo'n eindeloos lange punt, trippelde de vrouw ons huis binnen. Ik zag haar misprijzende blik op het pad in onze voortuin, gemaakt van bemoste bakstenen. Eigenlijk kon ik haar bij de deur al vertellen dat het de moeite niet loonde verder rond te kijken. Ze zou de simpele houten vloer, het turquoise houtwerk en de keuken met zijn houten aanrechtblad niets vinden.
Wat zij wou, waren zuiltjes, glimmende goudkleurige deurknoppen en marmer op de vloer. Dat die zuiltjes van geplamuurd piepschuim zijn, het goud slechts namaak en ook het marmer niet echt, deert dan niet.
Haar inkomen was niet hoog genoeg om zich een van de luxe nouveau riche paleizen in de buurt te kunnen veroorloven, maar wel om rond te kijken in het twaalfde district. Wat ze zoekt, was op zijn minst een aftreksel van die nouveau riche droom. Dat geldt niet alleen voor haar. Het geldt voor alle Hongaarse kopers die zich in de afgelopen weken bij ons hebben gemeld om ons huis te bezichtigen.
Zelden ben ik me zo bewust geworden van het feit dat volkeren, in ieder geval de doorsnee van die volkeren, echt in smaak verschillen. Iedere Nederlander die ik ken in Budapest, klaagt erover hoe moeilijk het is een beetje aardig huis te vinden. Te veel badkamers, verkeerde indeling, verkeerde aankleding, kitsch: het zijn keer op keer terugkerende klachten. Bijna allemaal zijn ze enthousiast als ze ons huis binnenkomen. De indeling klopt, het ziet er niet overdreven uit, en dan dat uitzicht...
Het is uiteraard niet voor het eerst dat me die verschillen opvallen. Ieder kledingwinkel in de binnenstad is er een bewijs van: tussen de frutsels en fratsels, de ruches en kantjes die Hongaarse vrouwen uit de rekken trekken, kan ik zelden iets vinden.
Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat de benedenverdiepingen van onze woning nog wel een opknapbeurt kunnen gebruiken, en dat veel niet zo perfect is als het zou kunnen zijn. Maar er is een behoorlijk verschil tussen het Nederlandse 'goh, wat gezellig hier' en het Hongaarse beleefde, maar zeer afstandelijke 'Köszönöm szépen'.
De eerste buitenlanders die we binnenkregen, niet eens Nederlanders, maar een Engels-Amerikaans echtpaar, veerden helemaal op toen ze ons huis zagen. Ze waren dagenlang op huizenjacht geweest en al dagen liepen ze rond tussen de zuiltjes, de goudkleurige deurknoppen en de met rood fluweel beklede slaapkamermuren.
Zoals ik bij de Hongaarse met de naaldhakken na één minuut al wist dat het niets zou worden, wist ik in dit geval na vijf minuten vrijwel zeker dat we ons huis hadden verkocht.
Wat zij wou, waren zuiltjes, glimmende goudkleurige deurknoppen en marmer op de vloer. Dat die zuiltjes van geplamuurd piepschuim zijn, het goud slechts namaak en ook het marmer niet echt, deert dan niet.
Haar inkomen was niet hoog genoeg om zich een van de luxe nouveau riche paleizen in de buurt te kunnen veroorloven, maar wel om rond te kijken in het twaalfde district. Wat ze zoekt, was op zijn minst een aftreksel van die nouveau riche droom. Dat geldt niet alleen voor haar. Het geldt voor alle Hongaarse kopers die zich in de afgelopen weken bij ons hebben gemeld om ons huis te bezichtigen.
Zelden ben ik me zo bewust geworden van het feit dat volkeren, in ieder geval de doorsnee van die volkeren, echt in smaak verschillen. Iedere Nederlander die ik ken in Budapest, klaagt erover hoe moeilijk het is een beetje aardig huis te vinden. Te veel badkamers, verkeerde indeling, verkeerde aankleding, kitsch: het zijn keer op keer terugkerende klachten. Bijna allemaal zijn ze enthousiast als ze ons huis binnenkomen. De indeling klopt, het ziet er niet overdreven uit, en dan dat uitzicht...
Het is uiteraard niet voor het eerst dat me die verschillen opvallen. Ieder kledingwinkel in de binnenstad is er een bewijs van: tussen de frutsels en fratsels, de ruches en kantjes die Hongaarse vrouwen uit de rekken trekken, kan ik zelden iets vinden.
Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat de benedenverdiepingen van onze woning nog wel een opknapbeurt kunnen gebruiken, en dat veel niet zo perfect is als het zou kunnen zijn. Maar er is een behoorlijk verschil tussen het Nederlandse 'goh, wat gezellig hier' en het Hongaarse beleefde, maar zeer afstandelijke 'Köszönöm szépen'.
De eerste buitenlanders die we binnenkregen, niet eens Nederlanders, maar een Engels-Amerikaans echtpaar, veerden helemaal op toen ze ons huis zagen. Ze waren dagenlang op huizenjacht geweest en al dagen liepen ze rond tussen de zuiltjes, de goudkleurige deurknoppen en de met rood fluweel beklede slaapkamermuren.
Zoals ik bij de Hongaarse met de naaldhakken na één minuut al wist dat het niets zou worden, wist ik in dit geval na vijf minuten vrijwel zeker dat we ons huis hadden verkocht.
Reacties