WERELDKAMPIOEN
Imre Horváth is viervoudig wereldkampioen. En zesvoudig Europees kampioen. Voetbal. Nou ja, voetbal, knopenvoetbal. Je bent natuurlijk al snel wereldkampioen in een sport die buiten Hongarije vrijwel niemand kent.
Dat is niet helemaal waar. De Internationale Knopenvoetbalbond telt 25 nationale verenigingen. Eerlijk is eerlijk: sommige van die nationale verenigingen schijnen erg klein te zijn. En allemaal hebben ze op de één of andere wijze een band met Hongarije.
Volgens het dagblad Népszabaság is er zelfs een knopenvoetbalbond in Nigeria. Het enige lid schijnt ooit als student in Hongarije te hebben gewoond en verslaafd te zijn geraakt aan het spel, waarbij grote schijven met een klein slaghoutje over een gladde tafel worden geschoten, het liefst in het doel van de tegenstander. Blijft natuurlijk de vraag tegen wié die eenzame Nigeriaan voetbalt.
De internationale knopenvoetbalbond en de nationale knopenvoetbalbond delen gezamenlijk een kantoor, ergens in een kelder in Budapest. Het zijn twee organisaties die een moeizaam bestaan leiden, want de gemiddelde knopenvoetbalspeler vertoont een grote gelijkenis met de gemiddelde darter en de gemiddelde biljarder: het spel is een leuk tijdsverdrijf in de kroeg.
Maar iedere Hongaarse jongen heeft op zijn tijd wel eens knopenvoetbal gespeeld, op de gang op school, op het gladde parket thuis of bij een vriendje. De meesten groeien erover heen, een enkeling blijft het zijn hele leven doen. Het is, tot trots van Horváth, een echte Hongaarse sport, en niet zomaar ééntje: in 1911 schijnen Hongaren ook al knopenvoetbal gespeeld te hebben. En in 1964 werden de spelregels vastgelegd in een officieel knopenvoetbalboek.
Er is trouwens nog een plek waar knopenvoetbal populair is: in voetbalgek Zuid-Amerika, waar het vermoedelijk op dezelfde manier begonnen is als in Hongarije: met een paar inventieve jongetjes die hun moeders knopendoos hebben geplunderd. Er is één probleem: omdat de regels verschillen, hebben de Zuid-Amerikanen hun eigen wereldkampioenschappen.
Dat is niet helemaal waar. De Internationale Knopenvoetbalbond telt 25 nationale verenigingen. Eerlijk is eerlijk: sommige van die nationale verenigingen schijnen erg klein te zijn. En allemaal hebben ze op de één of andere wijze een band met Hongarije.
Volgens het dagblad Népszabaság is er zelfs een knopenvoetbalbond in Nigeria. Het enige lid schijnt ooit als student in Hongarije te hebben gewoond en verslaafd te zijn geraakt aan het spel, waarbij grote schijven met een klein slaghoutje over een gladde tafel worden geschoten, het liefst in het doel van de tegenstander. Blijft natuurlijk de vraag tegen wié die eenzame Nigeriaan voetbalt.
De internationale knopenvoetbalbond en de nationale knopenvoetbalbond delen gezamenlijk een kantoor, ergens in een kelder in Budapest. Het zijn twee organisaties die een moeizaam bestaan leiden, want de gemiddelde knopenvoetbalspeler vertoont een grote gelijkenis met de gemiddelde darter en de gemiddelde biljarder: het spel is een leuk tijdsverdrijf in de kroeg.
Maar iedere Hongaarse jongen heeft op zijn tijd wel eens knopenvoetbal gespeeld, op de gang op school, op het gladde parket thuis of bij een vriendje. De meesten groeien erover heen, een enkeling blijft het zijn hele leven doen. Het is, tot trots van Horváth, een echte Hongaarse sport, en niet zomaar ééntje: in 1911 schijnen Hongaren ook al knopenvoetbal gespeeld te hebben. En in 1964 werden de spelregels vastgelegd in een officieel knopenvoetbalboek.
Er is trouwens nog een plek waar knopenvoetbal populair is: in voetbalgek Zuid-Amerika, waar het vermoedelijk op dezelfde manier begonnen is als in Hongarije: met een paar inventieve jongetjes die hun moeders knopendoos hebben geplunderd. Er is één probleem: omdat de regels verschillen, hebben de Zuid-Amerikanen hun eigen wereldkampioenschappen.
Reacties