TRIANON
Gisteren was het 88 jaar dat het Verdrag van Trianon werd ondertekend. Dat zou ik nooit geweten hebben, als het geen aanleiding was geweest voor een plechtige ceremonie, bijna op mijn eigen drempel.
Niet zover van ons vandaan, in een park langs de Donau, staat een monument, maar waarvoor het was, was me totaal onduidelijk. Tot gisteren, toen in het bijzijn van de bisschop, een gereformeerde hoogwaardigheidsbekleder en de burgemeester van Vác, de 'nationale vlag' werd gehesen. Tot nu toe dacht ik dat iedere rood-wit-groene vlag met het Hongaarse wapen een nationale vlag was, maar hier ging het toch om iets anders.
Toen Hongarije na de Eerste Wereldoorlog onder het verdrag van Trianon tweederde van zijn grondgebied kwijtraakte, ontstond de Hongaarse Irredentistische Beweging, die zich tot doel stelde om alle Hongaarse gebieden weer te verenigen.
Het was een zeer brede beweging. Overal zag je slagzinnen als ‘Nee, nee, nooit’, ‘Hongaarse gerechtigheid’ en ‘Alles terug’. Het land werd overstroomd met een vloed aan irredentistische parafernalia, van vlaggen, briefkaarten en asbakken tot puzzels en tafelklokken, allemaal versierd met de kaart van Groot-Hongarije, het Hongaarse wapen of andere symbolen van het verloren vaderland.
Mensen die de zaak heel serieus namen, hadden zelfs een speciale groet en op school begonnen kinderen in heel Hongarije iedere ochtend met het opzeggen van het ‘Hongaarse Credo’, een gedicht dat in 1920 de eerste prijs had gewonnen bij een patriottische dichtwedstrijd:
‘Ik geloof in één God
Ik geloof in één Vaderland
Ik geloof in één goddelijke en eeuwige gerechtigheid
Ik geloof in de wederopstanding van Hongarije
Amen’
Overal verschenen in die jaren 'Nationale Vlaggen', monumenten die het verscheurde vaderland moesten herdenken. Het belangrijkste stond op het Szabadság tér in Budapest, op de plaats waar nu het door velen verfoeide Monument voor de Sovjet-gevallenen staat. Meer dan 300 gemeente richtten hun eigen monument op. Het ging niet alleen om de vlag: veel belangrijker eigenlijk was de sokkel, waarin aarde verwerkt werd uit alle verloren provincies.
Zoiets heb ik sinds gisteren dus ook voor mijn deur. Het vervangt een monument dat in de jaren dertig gebouwd werd, maar door een overstroming werd vernield. Onder het communisme was er van herbouw natuurlijk geen sprake, maar gnu kwam het er dus van.
Hou me ten goede: ik begrijp dat Trianon in Hongarije nog steeds leeft. Er was een tijd dat ik het niet begreep, maar inmiddels ken ik zoveel mensen die zelf, of hooguit één, twee generaties geleden uit Roemenië of Slowakije zijn gekomen, die daar nog grootouders, neven en nichten hebben, dat het me volslagen duidelijk is waarom de opsplitsing van het land nog steeds een gevoelige snaar raakt.
Maar de inwijding van de Nationale Vlag was meer dan een gevoelige snaar, het was meer wentelen in historisch verdriet. Het was allemaal heel droevig, met tal van gedichten en liederen waarin woorden als 'bitter lot' en 'bloed' in iedere tweede zin terug kwamen. ,,Na 1920 kon ik nooit meer blij zijn'' luidde één tekstregel van een lied, en een groot deel van de menigte zong het mee.
Het was ook niet echt meer van deze tijd, met huzaren, kanonschoten en een koperen urn, waarin plechtig aarde uit alle verloren provincies werd gestort, om in de voet van het monument ingemetseld te worden. Hoezeer het niet van deze tijd was, bleek misschien wel het beste bij de kraam met irredentische souvenirs, waaronder een speld met Groot-Hongarije en een portret van admiraal Miklos Horthy, de man die Hongarije tot in de Tweede Wereldoorlog op zeer autoritaire wijze overheerste.
In een tijd waarin de grenzen tussen Hongarije en de buurlanden steeds minder belangrijk worden, zou je hopen dat dit soort rituelen ook minder belangrijk worden. Maar dat schijnt niet het geval te zijn. Hoewel... meer dan tweehonderd mensen waren er niet, hoewel wij allen een uitnodiging in de brievenbus hadden gekregen om ook te komen. Dat was in de jaren twintig wel anders.
Niet zover van ons vandaan, in een park langs de Donau, staat een monument, maar waarvoor het was, was me totaal onduidelijk. Tot gisteren, toen in het bijzijn van de bisschop, een gereformeerde hoogwaardigheidsbekleder en de burgemeester van Vác, de 'nationale vlag' werd gehesen. Tot nu toe dacht ik dat iedere rood-wit-groene vlag met het Hongaarse wapen een nationale vlag was, maar hier ging het toch om iets anders.
Toen Hongarije na de Eerste Wereldoorlog onder het verdrag van Trianon tweederde van zijn grondgebied kwijtraakte, ontstond de Hongaarse Irredentistische Beweging, die zich tot doel stelde om alle Hongaarse gebieden weer te verenigen.
Het was een zeer brede beweging. Overal zag je slagzinnen als ‘Nee, nee, nooit’, ‘Hongaarse gerechtigheid’ en ‘Alles terug’. Het land werd overstroomd met een vloed aan irredentistische parafernalia, van vlaggen, briefkaarten en asbakken tot puzzels en tafelklokken, allemaal versierd met de kaart van Groot-Hongarije, het Hongaarse wapen of andere symbolen van het verloren vaderland.
Mensen die de zaak heel serieus namen, hadden zelfs een speciale groet en op school begonnen kinderen in heel Hongarije iedere ochtend met het opzeggen van het ‘Hongaarse Credo’, een gedicht dat in 1920 de eerste prijs had gewonnen bij een patriottische dichtwedstrijd:
‘Ik geloof in één God
Ik geloof in één Vaderland
Ik geloof in één goddelijke en eeuwige gerechtigheid
Ik geloof in de wederopstanding van Hongarije
Amen’
Overal verschenen in die jaren 'Nationale Vlaggen', monumenten die het verscheurde vaderland moesten herdenken. Het belangrijkste stond op het Szabadság tér in Budapest, op de plaats waar nu het door velen verfoeide Monument voor de Sovjet-gevallenen staat. Meer dan 300 gemeente richtten hun eigen monument op. Het ging niet alleen om de vlag: veel belangrijker eigenlijk was de sokkel, waarin aarde verwerkt werd uit alle verloren provincies.
Zoiets heb ik sinds gisteren dus ook voor mijn deur. Het vervangt een monument dat in de jaren dertig gebouwd werd, maar door een overstroming werd vernield. Onder het communisme was er van herbouw natuurlijk geen sprake, maar gnu kwam het er dus van.
Hou me ten goede: ik begrijp dat Trianon in Hongarije nog steeds leeft. Er was een tijd dat ik het niet begreep, maar inmiddels ken ik zoveel mensen die zelf, of hooguit één, twee generaties geleden uit Roemenië of Slowakije zijn gekomen, die daar nog grootouders, neven en nichten hebben, dat het me volslagen duidelijk is waarom de opsplitsing van het land nog steeds een gevoelige snaar raakt.
Maar de inwijding van de Nationale Vlag was meer dan een gevoelige snaar, het was meer wentelen in historisch verdriet. Het was allemaal heel droevig, met tal van gedichten en liederen waarin woorden als 'bitter lot' en 'bloed' in iedere tweede zin terug kwamen. ,,Na 1920 kon ik nooit meer blij zijn'' luidde één tekstregel van een lied, en een groot deel van de menigte zong het mee.
Het was ook niet echt meer van deze tijd, met huzaren, kanonschoten en een koperen urn, waarin plechtig aarde uit alle verloren provincies werd gestort, om in de voet van het monument ingemetseld te worden. Hoezeer het niet van deze tijd was, bleek misschien wel het beste bij de kraam met irredentische souvenirs, waaronder een speld met Groot-Hongarije en een portret van admiraal Miklos Horthy, de man die Hongarije tot in de Tweede Wereldoorlog op zeer autoritaire wijze overheerste.
In een tijd waarin de grenzen tussen Hongarije en de buurlanden steeds minder belangrijk worden, zou je hopen dat dit soort rituelen ook minder belangrijk worden. Maar dat schijnt niet het geval te zijn. Hoewel... meer dan tweehonderd mensen waren er niet, hoewel wij allen een uitnodiging in de brievenbus hadden gekregen om ook te komen. Dat was in de jaren twintig wel anders.
Reacties