ABSURDE TIJDEN
Twintig jaar na de val van het communisme heb je twee groepen mensen. Je hebt degenen die zich vooral de rijen voor brood en vlees herinneren, de klop van de geheime dienst op de deur en het algemene gevoel van onvrijheid. En je hebt degenen die zich herinneren dat er altijd werk was voor iedereen, dat je voor een appel en een ei op vakantie kon gaan in een van de vakantieverblijven van je eigen bedrijf, of in dat van je man, je moeder of je tante. En dat iedereen min om meer gelijk was en niemand veel meer, maar ook niet veel minder had dan de ander. Wat uit de herinnering weg is geglipt is het absurdisme van het systeem. Neem de lotgevallen van de de Hongaarse pop-impressario László Hegedűs, de man die er in de jaren tachtig voor zorgde dat Westerse popartiesten voor het eerst achter het IJzeren Gordijn optraden. Hegedűs werkte aanvankelijk als journalist op de buitenlandredactie bij de Magyar Nemzet. Die carriere kreeg een plotseling einde toen hij een necrologie over een of andere