ÉÉN PROCENT
Het is belastingaangiftetijd in Hongarije en dus de tijd voor het jaarlijkse schuldgevoel. Niet over mogelijke belastingontduiking - ik ben een schijterd, en dus een braaf mens - maar over de klemmende vraag aan wie ik mijn 1% ditmaal geef.
De Hongaarse belastingwetgeving biedt mensen de mogelijkheid om één procent van hun inkomstenbelasting aan een door hen zelf te bepalen goed doel te geven (wie gelovig is, kan daarnaast nog één procent aan een door hem uitgekozen kerk schenken).
En dus kijken je in deze maanden van het jaar van alle muren, reclameborden en winkelruiten treurige honden, arme of zieke kindertjes, eenzame bejaarden en andere goede doelen smekend aan. De brievenbus raakt gevuld met bedelbrieven en je kunt geen Hongaarse internetsite openen of ergens in de marge wordt wel het verzoek gedaan om je ene procent aan deze of die organisatie te geven.
Milieuorganisaties, sterrenwachten, vrouwenorganisaties, de school van mijn zoon, allemaal smeken ze me om mijn geld. En minstens de helft van die organisaties zou ik met liefde geld geven. Maar verdelen is geen optie: je mag één papiertje invullen om je éne procent weg te geven.
Feit is natuurlijk dat het hemd nader is dan de rok, en een instelling die me na staat, maakt dus de meeste kans op mijn steun. Daarom wordt het, zoals alle jaren, de school van mijn zoon. Die kan de steun gebruiken: het gebouw is hard toe aan een lik verf, de tafels en stoelen dateren uit het jaar nul en de toiletfaciliteiten kunnen ook wel eens opgeknapt worden.
Daar gaat die ene procent overigens niet naar toe. De school heeft een speciaal fonds voor armlastige leerlingen. Daaruit kunnen ouders een bijdrage in de boekenkosten krijgen en ze kunnen er ook een beroep op doen als er klassenuitstapjes worden gemaakt.
Nuttig, zonder enige twijfel, want onze zoon gaat naar een openbare school waar ook kinderen uit arme gezinnen heengaan, en het is goed dat die ook een goede schoolopleiding kunnen volgen. Je moet er bovendien rekening mee houden dat het aantal ouders vanwege de krisis de komende jaren toeneemt, dus het fonds een beetje spekken kan geen kwaad.
Gelijktijdig realiseer ik me dat er andere organisaties zijn die het geld misschien nog veel harder nodig hebben. De dierenbescherming staat in zijn kinderschoenen, vakantiekampen voor kankerpatientjes zijn een zeer nuttige instelling in een land waar zieken traditioneel echt als zieken worden behandeld, en kindertehuizen kunnen altijd beter. Het blijft een dilemma en er is slechts één troost: als ik het geld ergens anders aan zou besteden, zou mijn schuldgevoel vermoedelijk net zo groot blijven. Want er zijn waarschijnlijk áltijd doelen te vinden die beter zijn dan dat doel dat je toevallig hebt uitgekozen.
De Hongaarse belastingwetgeving biedt mensen de mogelijkheid om één procent van hun inkomstenbelasting aan een door hen zelf te bepalen goed doel te geven (wie gelovig is, kan daarnaast nog één procent aan een door hem uitgekozen kerk schenken).
En dus kijken je in deze maanden van het jaar van alle muren, reclameborden en winkelruiten treurige honden, arme of zieke kindertjes, eenzame bejaarden en andere goede doelen smekend aan. De brievenbus raakt gevuld met bedelbrieven en je kunt geen Hongaarse internetsite openen of ergens in de marge wordt wel het verzoek gedaan om je ene procent aan deze of die organisatie te geven.
Milieuorganisaties, sterrenwachten, vrouwenorganisaties, de school van mijn zoon, allemaal smeken ze me om mijn geld. En minstens de helft van die organisaties zou ik met liefde geld geven. Maar verdelen is geen optie: je mag één papiertje invullen om je éne procent weg te geven.
Feit is natuurlijk dat het hemd nader is dan de rok, en een instelling die me na staat, maakt dus de meeste kans op mijn steun. Daarom wordt het, zoals alle jaren, de school van mijn zoon. Die kan de steun gebruiken: het gebouw is hard toe aan een lik verf, de tafels en stoelen dateren uit het jaar nul en de toiletfaciliteiten kunnen ook wel eens opgeknapt worden.
Daar gaat die ene procent overigens niet naar toe. De school heeft een speciaal fonds voor armlastige leerlingen. Daaruit kunnen ouders een bijdrage in de boekenkosten krijgen en ze kunnen er ook een beroep op doen als er klassenuitstapjes worden gemaakt.
Nuttig, zonder enige twijfel, want onze zoon gaat naar een openbare school waar ook kinderen uit arme gezinnen heengaan, en het is goed dat die ook een goede schoolopleiding kunnen volgen. Je moet er bovendien rekening mee houden dat het aantal ouders vanwege de krisis de komende jaren toeneemt, dus het fonds een beetje spekken kan geen kwaad.
Gelijktijdig realiseer ik me dat er andere organisaties zijn die het geld misschien nog veel harder nodig hebben. De dierenbescherming staat in zijn kinderschoenen, vakantiekampen voor kankerpatientjes zijn een zeer nuttige instelling in een land waar zieken traditioneel echt als zieken worden behandeld, en kindertehuizen kunnen altijd beter. Het blijft een dilemma en er is slechts één troost: als ik het geld ergens anders aan zou besteden, zou mijn schuldgevoel vermoedelijk net zo groot blijven. Want er zijn waarschijnlijk áltijd doelen te vinden die beter zijn dan dat doel dat je toevallig hebt uitgekozen.
Reacties
Veel Hongaarse problemen zouden een stuk kleiner worden als iedereen in Hongarije belasting betaalde.