WATEROVERLAST
Je burgers een lagere waterrekening beloven maakt je als burgemeester natuurlijk al snel populair. Maar de prijs die Hongarije mogelijk moet gaan betalen voor de acties van Zsolt Páva, lid van de conservatieve oppositiepartij Fidesz en burgemeester van Pécs, zou wel eens een behoorlijke hoge kunnen zijn. Op last van de burgemeester werd deze week beslag gelegd op het hoofdkantoor van de Pécs Waterwerken en werd de directeuren de toegang tot het gebouw ontzegd. Op die manier wil Páva de minderheidsaandeelhouder, het Franse bedrijf Suez, buiten spel zetten.
De reden? Het drinkwater van Pécs is volgens de burgemeester te duur. Hij beroept zich er bovendien op de wil van de bevolking uit te voeren. Zo'n 94 procent van de Pécsers vindt dat Pécs zelf eigenaar moest zijn van het waterleidingbedrijf, zo bleek uit een door een telefoonautomaat uitgevoerde enquête onder 18.000 mensen die Páva liet uitvoeren.
Even was er sprake van dat de gemeente de Suez-aandelen terug zou kopen. Maar al snel bleek dat de meningen over de prijs van die aandelen behoorlijk uiteen lagen, en de geschatte prijs van pakweg 13 tot 15 miljoen euro is hoe dan ook meer dan het vrijwel failliete Pécs zich kan veroorloven. Klaarblijkelijk had de burgemeester geen zin de uitkomst van die besprekingen verder af te wachten.
Om Pécs van water te voorzien, heeft Páva inmiddels een nieuw gemeentelijk waterbedrijf opgericht. Probleem is dat de stad diep in de schulden zit. De nieuwe onderneming heeft dan ook vrijwel geen geld. Het bedrijf heeft weliswaar het hoofdkantoor van de Pécs Waterwerken ingepikt, maar de enigen die aan de bankrekening van die onderneming kunnen komen, zijn de uitgesloten directeuren. Onduidelijk is dus, wie de 360 werknemers gaat betalen, en wie er eigenlijk voor gaat zorgen dat de burgers van Pécs straks in plaats van duur, helemaal geen water meer hebben.
Páva's actie tegen Suez is helemaal opmerkelijk, omdat hij in 1995 nota bene zelf de burgemeester was die 48 procent van de gemeentelijke waterwerken aan de Franse onderneming verkocht. Dat was in een tijd dat zijn partij Fidesz nog niet zoveel moeite had met buitenlandse investeerders.
Juridisch heeft de actie van de burgemeester geen enkele basis, en tenzij Páva op zeer korte termijn bij zinnen komt, zit het er dik in dat Pécs over enkele jaren een behoorlijke schadevergoeding zal moeten ophoesten, want geen rechter zal de gemeente in deze gelijk geven. Maar belangrijker nog dan de waarschijnlijke financiële strop is de potentiële schade dei Páva aanricht aan Hongarije's imago als betrouwbaar investeringsland.
Zijn actie bevestigt namelijk dat Fidesz, Hongarije's grootste oppositiepartij en nu al de gedoodverfde winnaar van de verkiezingen volgend jaar mei, niet alleen maar verkiezingsretoriek bedrijft als haar politici uithalen naar de vele buitenlandse bedrijven in het land. Het is trouwens niet voor het eerst dat Fidesz zich tegen buitenlandse investeerders keert. Nadat de partij in 1998 aan de macht was gekomen, zette premier Viktor Orbán een streep door het verkoopcontract van Ferihegy, het vliegveld van Boedapest dat eerder aan een Canadese investeerder was verkocht.
Het was een besluit dat de Hongaarse schatkist uiteindelijk veel geld kostte. In 2006, toen de conservatieve Orbán-regering al lang plaats had gemaakt voor een socialistisch kabinet dat het vliegveld alsnog verkocht, veroordeelde een rechtbank in Londen Hongarije tot een schadevergoeding van 65,5 miljoen euro wegens contractbreuk.
De reden? Het drinkwater van Pécs is volgens de burgemeester te duur. Hij beroept zich er bovendien op de wil van de bevolking uit te voeren. Zo'n 94 procent van de Pécsers vindt dat Pécs zelf eigenaar moest zijn van het waterleidingbedrijf, zo bleek uit een door een telefoonautomaat uitgevoerde enquête onder 18.000 mensen die Páva liet uitvoeren.
Even was er sprake van dat de gemeente de Suez-aandelen terug zou kopen. Maar al snel bleek dat de meningen over de prijs van die aandelen behoorlijk uiteen lagen, en de geschatte prijs van pakweg 13 tot 15 miljoen euro is hoe dan ook meer dan het vrijwel failliete Pécs zich kan veroorloven. Klaarblijkelijk had de burgemeester geen zin de uitkomst van die besprekingen verder af te wachten.
Om Pécs van water te voorzien, heeft Páva inmiddels een nieuw gemeentelijk waterbedrijf opgericht. Probleem is dat de stad diep in de schulden zit. De nieuwe onderneming heeft dan ook vrijwel geen geld. Het bedrijf heeft weliswaar het hoofdkantoor van de Pécs Waterwerken ingepikt, maar de enigen die aan de bankrekening van die onderneming kunnen komen, zijn de uitgesloten directeuren. Onduidelijk is dus, wie de 360 werknemers gaat betalen, en wie er eigenlijk voor gaat zorgen dat de burgers van Pécs straks in plaats van duur, helemaal geen water meer hebben.
Páva's actie tegen Suez is helemaal opmerkelijk, omdat hij in 1995 nota bene zelf de burgemeester was die 48 procent van de gemeentelijke waterwerken aan de Franse onderneming verkocht. Dat was in een tijd dat zijn partij Fidesz nog niet zoveel moeite had met buitenlandse investeerders.
Juridisch heeft de actie van de burgemeester geen enkele basis, en tenzij Páva op zeer korte termijn bij zinnen komt, zit het er dik in dat Pécs over enkele jaren een behoorlijke schadevergoeding zal moeten ophoesten, want geen rechter zal de gemeente in deze gelijk geven. Maar belangrijker nog dan de waarschijnlijke financiële strop is de potentiële schade dei Páva aanricht aan Hongarije's imago als betrouwbaar investeringsland.
Zijn actie bevestigt namelijk dat Fidesz, Hongarije's grootste oppositiepartij en nu al de gedoodverfde winnaar van de verkiezingen volgend jaar mei, niet alleen maar verkiezingsretoriek bedrijft als haar politici uithalen naar de vele buitenlandse bedrijven in het land. Het is trouwens niet voor het eerst dat Fidesz zich tegen buitenlandse investeerders keert. Nadat de partij in 1998 aan de macht was gekomen, zette premier Viktor Orbán een streep door het verkoopcontract van Ferihegy, het vliegveld van Boedapest dat eerder aan een Canadese investeerder was verkocht.
Het was een besluit dat de Hongaarse schatkist uiteindelijk veel geld kostte. In 2006, toen de conservatieve Orbán-regering al lang plaats had gemaakt voor een socialistisch kabinet dat het vliegveld alsnog verkocht, veroordeelde een rechtbank in Londen Hongarije tot een schadevergoeding van 65,5 miljoen euro wegens contractbreuk.
Reacties
Die getallen (94% van 18.000 mensen) zijn een lachertje. Het is jammer genoeg mijn vak niet, anders kon ik vast stellender zijn: Allereerst lijkt me 18.000 veel te veel om geloofwaardig te zijn. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat het aandeel mensen dat niet meedoet aan een telefonisch enquete, plus zij die geen mening hebben, zonder meer groter is dan 6%.