ZIMBABWE
Een democratische rechtstaat, waar Hongaren hun geluk zouden vinden en die hun een veilige thuis zou bieden, dat was wat interim-president Mátyas Szürös zijn volk toewenste toen hij op 23 oktober 1989 vanaf het balkon van het Hongaarse parlement de vierde Hongaarse Republiek afkondigde en vrije verkiezingen aankondigde. Het was feitelijk het einde van het socialisme in Hongarije, een dag waarop je nationale feestvreugde had verwacht.
En veel Hongaren waren ook wel blij: ,,Het is nog niet afgelopen, maar we hebben nu hoop en die moeten we hebben,’’ zei een dierenarts op het plein tegen een journalist terwijl hij een traan wegpinkte. Maar niet iedereen dacht er zo over. In de stad herdachten mensen de mislukte opstand van 1956. ,,Dit is geen feestdag, het is een herdenkingsdag. Het wordt pas een feestdag als deze heren en hun opvolgers het Hongaarse volk om vergeving hebben gevraagd, ” aldus een spreker op een van de bijeenkomsten.
Achteraf was het niet zo slim om de declaratie van de nieuwe republiek te koppelen aan de opstand van 1956, want met die dag is het nooit echt goed gekomen. Dezer dagen is er niemand meer die zich de toespraak van Szürös’ toespraak nog herninnert en de oppositie gunt de socialisten geen rol bij de herdenking van de opstand. Ze ziet de 23ste oktober tegenwoordig vooral als dag van protest tegen de huidige, socialistische regering.
En dat protest vindt weerklank, want maar 19 procent van de Hongaren vindt dat het land er de afgelopen twintig jaar op vooruit is gegaan. Iedere tweede Hongaar meent dat land en eigen familie er alleen maar slechter op geworden zijn. Van de voormalige Oostbloklanden zijn alleen de Bulgaren bijna net zo negatief.
Wereldwijd is er nauwelijks een volk zo somber over zijn eigen situatie als de Hongaren, blijkt uit onderzoek van het internationale opiniebureau Gallup. Op een ladder met elf sporten plaatst veertig procent van de Hongaren de eigen levensomstandigheden op een van de onderste vier treden. Sterker nog, ruim 34 procent van alle mensen plaatst zichzelf op de laagste sporten en verwacht bovendien niet dat het leven in de komende vijf jaar beter wordt. Alleen in Zimbabwe, Burundi en Haïti hebben mensen een nog somberder toekomstbeeld. Met enige reden: de inwoners van Zimbabwe hebben per jaar niet meer dan 50 euro te besteden en de kans dat ze de veertig halen, is vrijwel nihil. Zelfs inwoners van landen als Irak, Afghanistan en Somalie kijken positiever tegen de toekomst aan, en dat zijn toch landen waar mensen reeel moeten vrezen dat ze morgen door een zelfmoordcommando in de lucht worden geblazen of overmorgen thuis komen en hun gezin vermoord aantreffen.
Dat Hongaarse pessimisme is bepaald niet nieuw. Het land heeft van ouds her een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld. Begin twintigste eeuw schreef de populaire dichter Endre Ady, in een periode dat zijn vaderland een ongekende economische bloei doormaakte, de volgende dichtregels: ,,Deze stinkende, trieste poel staat ook bekend als Hongarije’’.
In een discussiegesprek over de Hongaarse kijk op de politieke omwentelingen noemde historicus András Gerő het volkslied een passende illustratie van de nationale psyche. Menige Hongaar krijgt tranen in de ogen bij het zingen het slotcouplet: ,,Heb medelijden, o heer, met de Hongaren, die heen en weer geslingerd worden door golven van gevaar, strek uw beschermende arm uit over de zee van hun misère, lang verscheurd door het noodlot, breng hen een tijd van opluchting, zij die geleden hebben voor alle zonden van het verleden en de toekomst’’.
De inbreng van een van zijn conservatieve discussiepartners was typerend. De man klaagde over de vreselijke toestand waarin het land was, en sprak over twintig verloren jaren. Verloren? In tegenstelling tot twintig jaar geleden is Hongarije een democratisch land waar je mag zeggen wat je wilt en waar je de vrijheid hebt om te gaan en te staan waar je wilt. Het is in de afgelopen jaren lid geworden van de NAVO en de EU. Ten opzichte van 1990 zijn de reële lonen in 2008 met 22,8 procent gestegen. Zelfs als je in ogenschouw neemt dat de reële lonen het afgelopen jaar een paar procent gedaald zijn, hebben mensen nog steeds echt meer te besteden dan twintig jaar geleden.
Dat mensen het beter hebben gekregen, blijkt ook uit andere cijfers: Hongaren worden tegenwoordig ruim vier jaar ouder dan in 1990: mannen worden nu 69,8 inplaats van 65,1 jaar en vrouwen 77,8 inplaats van 73,7. Als Hongaren armer geworden zouden zijn, zoals de grootste zwartkijkers beweren, zou hun gemiddelde levensverwachting niet zijn gestegen, maar gedaald. Dat was midden jaren negentig, toen de lonen echt naar beneden gingen, inderdaad het geval was. Maar dit zijn allemaal argumenten die zelfs bij een groot deel van de middenklasse die zichtbaar beter leeft dan twintig jaar geleden, geen gehoor vinden. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat alle dorpen tegenwoordig stromend water hebben, en meestal ook gas, dat iedereen een telefoon heeft en bijna ieder gezin wel een auto, zaken die onder het communisme ondenkbaar waren. Het is waar dat veel mensen het de afgelopen jaar door de wereldwijde crisis moeilijker hebben gekregen dan in, pakweg, 2006. Maar dat zijn dat verworvenheden die blijven staan.
Helaas, aldus socioloog Elemer Hankiss onlangs in het weekblad HVG, kennen maar weinig Hongaren het internationale Gallup-onderzoek. Zelfs de grootste pessimisten volgens hem op basis daarvan zouden moeten inzien dat er iets scheef zit in het Hongaarse zelfbeeldbeeld.
ACHTTIEN MINUTEN
Achttien minuten duurde de ceremonie waarin president Szürös na een korte militaire parade de opheffing van de Hongaarse Volksrepubliek bekend maakte. De ‘kameraden’ van weleer hadden in zijn toespraak plaatsgemaakt voor ‘landgenoten’ en de rood-wit-groene driekleur die bij de plechtigheid gehesen werd, was ontdaan van de korenschoven en industriële machinerie van zijn communistische voorganger. Iedere keer als het woord communist viel, floten de pakweg 100.000 toeschouwers op het plein. De woorden Amerika en democratie leidden tot groot gejuich.
De Hongaarse Republiek kwam tot stand dankzij een besluit van het door communisten beheerste parlement, dat gelijktijdig instemde met vrije parlementaire verkiezingen een half jaar later. De Hongaarse anticommunistische oppositie was als gesprekspartner weliswaar bij de ontwikkelingen betrokken, maar was op dat moment niet krachtig genoeg om zelf een omwenteling tot stand te brengen. Pas twee en een halve week na Szürös’ toespraak viel de Berlijnse Muur en tuimelde het ene communistische regiem na het andere. Het zou overigens nog tot 1991 duren voor de Russische troepen zich uit Hongarije terugtrokken.
En veel Hongaren waren ook wel blij: ,,Het is nog niet afgelopen, maar we hebben nu hoop en die moeten we hebben,’’ zei een dierenarts op het plein tegen een journalist terwijl hij een traan wegpinkte. Maar niet iedereen dacht er zo over. In de stad herdachten mensen de mislukte opstand van 1956. ,,Dit is geen feestdag, het is een herdenkingsdag. Het wordt pas een feestdag als deze heren en hun opvolgers het Hongaarse volk om vergeving hebben gevraagd, ” aldus een spreker op een van de bijeenkomsten.
Achteraf was het niet zo slim om de declaratie van de nieuwe republiek te koppelen aan de opstand van 1956, want met die dag is het nooit echt goed gekomen. Dezer dagen is er niemand meer die zich de toespraak van Szürös’ toespraak nog herninnert en de oppositie gunt de socialisten geen rol bij de herdenking van de opstand. Ze ziet de 23ste oktober tegenwoordig vooral als dag van protest tegen de huidige, socialistische regering.
En dat protest vindt weerklank, want maar 19 procent van de Hongaren vindt dat het land er de afgelopen twintig jaar op vooruit is gegaan. Iedere tweede Hongaar meent dat land en eigen familie er alleen maar slechter op geworden zijn. Van de voormalige Oostbloklanden zijn alleen de Bulgaren bijna net zo negatief.
Wereldwijd is er nauwelijks een volk zo somber over zijn eigen situatie als de Hongaren, blijkt uit onderzoek van het internationale opiniebureau Gallup. Op een ladder met elf sporten plaatst veertig procent van de Hongaren de eigen levensomstandigheden op een van de onderste vier treden. Sterker nog, ruim 34 procent van alle mensen plaatst zichzelf op de laagste sporten en verwacht bovendien niet dat het leven in de komende vijf jaar beter wordt. Alleen in Zimbabwe, Burundi en Haïti hebben mensen een nog somberder toekomstbeeld. Met enige reden: de inwoners van Zimbabwe hebben per jaar niet meer dan 50 euro te besteden en de kans dat ze de veertig halen, is vrijwel nihil. Zelfs inwoners van landen als Irak, Afghanistan en Somalie kijken positiever tegen de toekomst aan, en dat zijn toch landen waar mensen reeel moeten vrezen dat ze morgen door een zelfmoordcommando in de lucht worden geblazen of overmorgen thuis komen en hun gezin vermoord aantreffen.
Dat Hongaarse pessimisme is bepaald niet nieuw. Het land heeft van ouds her een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld. Begin twintigste eeuw schreef de populaire dichter Endre Ady, in een periode dat zijn vaderland een ongekende economische bloei doormaakte, de volgende dichtregels: ,,Deze stinkende, trieste poel staat ook bekend als Hongarije’’.
In een discussiegesprek over de Hongaarse kijk op de politieke omwentelingen noemde historicus András Gerő het volkslied een passende illustratie van de nationale psyche. Menige Hongaar krijgt tranen in de ogen bij het zingen het slotcouplet: ,,Heb medelijden, o heer, met de Hongaren, die heen en weer geslingerd worden door golven van gevaar, strek uw beschermende arm uit over de zee van hun misère, lang verscheurd door het noodlot, breng hen een tijd van opluchting, zij die geleden hebben voor alle zonden van het verleden en de toekomst’’.
De inbreng van een van zijn conservatieve discussiepartners was typerend. De man klaagde over de vreselijke toestand waarin het land was, en sprak over twintig verloren jaren. Verloren? In tegenstelling tot twintig jaar geleden is Hongarije een democratisch land waar je mag zeggen wat je wilt en waar je de vrijheid hebt om te gaan en te staan waar je wilt. Het is in de afgelopen jaren lid geworden van de NAVO en de EU. Ten opzichte van 1990 zijn de reële lonen in 2008 met 22,8 procent gestegen. Zelfs als je in ogenschouw neemt dat de reële lonen het afgelopen jaar een paar procent gedaald zijn, hebben mensen nog steeds echt meer te besteden dan twintig jaar geleden.
Dat mensen het beter hebben gekregen, blijkt ook uit andere cijfers: Hongaren worden tegenwoordig ruim vier jaar ouder dan in 1990: mannen worden nu 69,8 inplaats van 65,1 jaar en vrouwen 77,8 inplaats van 73,7. Als Hongaren armer geworden zouden zijn, zoals de grootste zwartkijkers beweren, zou hun gemiddelde levensverwachting niet zijn gestegen, maar gedaald. Dat was midden jaren negentig, toen de lonen echt naar beneden gingen, inderdaad het geval was. Maar dit zijn allemaal argumenten die zelfs bij een groot deel van de middenklasse die zichtbaar beter leeft dan twintig jaar geleden, geen gehoor vinden. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat alle dorpen tegenwoordig stromend water hebben, en meestal ook gas, dat iedereen een telefoon heeft en bijna ieder gezin wel een auto, zaken die onder het communisme ondenkbaar waren. Het is waar dat veel mensen het de afgelopen jaar door de wereldwijde crisis moeilijker hebben gekregen dan in, pakweg, 2006. Maar dat zijn dat verworvenheden die blijven staan.
Helaas, aldus socioloog Elemer Hankiss onlangs in het weekblad HVG, kennen maar weinig Hongaren het internationale Gallup-onderzoek. Zelfs de grootste pessimisten volgens hem op basis daarvan zouden moeten inzien dat er iets scheef zit in het Hongaarse zelfbeeldbeeld.
ACHTTIEN MINUTEN
Achttien minuten duurde de ceremonie waarin president Szürös na een korte militaire parade de opheffing van de Hongaarse Volksrepubliek bekend maakte. De ‘kameraden’ van weleer hadden in zijn toespraak plaatsgemaakt voor ‘landgenoten’ en de rood-wit-groene driekleur die bij de plechtigheid gehesen werd, was ontdaan van de korenschoven en industriële machinerie van zijn communistische voorganger. Iedere keer als het woord communist viel, floten de pakweg 100.000 toeschouwers op het plein. De woorden Amerika en democratie leidden tot groot gejuich.
De Hongaarse Republiek kwam tot stand dankzij een besluit van het door communisten beheerste parlement, dat gelijktijdig instemde met vrije parlementaire verkiezingen een half jaar later. De Hongaarse anticommunistische oppositie was als gesprekspartner weliswaar bij de ontwikkelingen betrokken, maar was op dat moment niet krachtig genoeg om zelf een omwenteling tot stand te brengen. Pas twee en een halve week na Szürös’ toespraak viel de Berlijnse Muur en tuimelde het ene communistische regiem na het andere. Het zou overigens nog tot 1991 duren voor de Russische troepen zich uit Hongarije terugtrokken.
Reacties
22 procent loonsverhoging in twintig jaar , hoe durf je zoiets een verbetering noemen in grote achterstandspositie. En die 22 procent zijn ook nog gerealiseerd voordat deze nu zeven jaar durende onmachtige regering aan de macht kwam.
Dus ik begrijp best waarom de mensen hier depressief zijn.
Met veel zaken van de oppositie ben ik het ook niet eens,maar je moet wel man paard noemen bij de ontstane misstanden sinds 2002.
Ik herriner me nog de verkiezingscampagne van de MSP zij zouden alles wel een herstellen. Nu in werkelijkheid ligt het land zeven jaar terug later met een torenhoge staatschuld en een depressieve bevolking. En helaas zie ik nog geen verbetering in de toekomst.
Overigens is het zeker niet zo dat mensen vanaf 2002 alleen maar achteruit zijn gegaan. De loonsontwikkeling is in die jaren heel wisselend geweest. Toen de socialisten in 2002 aan de macht kwamen, was een eerste dat een gigantische verhoging van het salaris van het overheidspersoneel. Verpleegsters, artsen, onderwijzers etc kreeg in één klap 50 procent loonsverhoging. Gemiddeld gingen de salarissen in dat jaar reeel met 13 procent omhoog. Die stunt heeft de socialisten niets opgeleverd: een jaar later was iedereen dat al weer vergeten en bovendien waren zo de overheidstekorten omhoog geschoten dat er 2004 weer fors bezuinigd moest worden en de salarissen ruim een procent omlaag gingen. In de twee jaren daarna zouden ze overigens weer omhoog gaan, met zes en met drie procent, om een jaar later weer met vijf procent omlaag te gaan. Een soort wipwap om helemaal horendol van te worden.
Natuurlijk maakt dat mensen niet gelukkig en ik heb er best begrip voor dat ze over veel dingen niet tevreden zijn. Maar zaken raken echt uit perspectief als mensen menen hun situatie haast net zo hopeloos is als die van inwoners van Zimbabwe of Burundi. Niet alleen omdat het niet klopt, maar ook omdat die houding het land niet vooruit brengt. Ik heb Hongarije in 1990 leren kennen als een ongelooflijk dynamisch land, waar mensen zeer pragmatisch nadachten over oplossingen voor de problemen die ze tegenkwamen en waar mensen borrelden van het initiatief. Die houding is totaal weg.
Daar is de politiek grotendeels schuld aan, en dat Hongaren geen vertrouwen meer hebben in hun politici, daar kan ik maar al te goed inkomen. Maar aan de andere kant, Roemeense, Albanese, Servische of Kroatische politici zijn allemaal echt niet beter. En de situatie is in die landen ook niet beter als hier. De Roemeense economie holt momenteel sneller achteruit dan de Hongaarse, om maar een voorbeeld te noemen. En de lonen liggen daar nog een stuk lager dan hier. Niet voor niets zaten er twee miljoen Roemenen in het buitenland, mensen die nu grotendeels naar huis terugkeren, omdat ze hun baan door de krisis kwijt zijn. Toch zijn de Roemenen een stuk optimistischer over de toekomst.
Wat zeker een rol speelt, is dat veel mensen in 1990 overdreven verwachtingen hadden van wat de val van het communisme hen zou brengen. Ze leefden in de illusie dat het land er twintig jaar later net zo goed aan toe zou zijn als Duitsland of Nederland. Dat die hoop niet uitgekomen is, dat is overduidelijk.
Bedankt voor de verduidelijking/toevoeging.
Helaas is voor mij 22,6 gedeeld door twintig jaar slechts 1,1 procent loonsverbetering.
Laten we hopen dat de politieke situatie waarbij men elkaar wederzijds de zwarte piet toeschuift gaat verbeteren. Want zoals men nu werkt zal er nooit de zonodige stabiliteit optreden.
En daarbij helpt het zeker niet als men zich als journalist partijdig opstelt, en daardoor mee gaat doen aan dat spelletje.
Zolang men zich hier niet beseft dat samenwerking noodzakelijk is en niet elke keer na verkiezingen het grootste gedeelte van ambtenarenapperaat gewisseld wordt door de dan heersende politieke kleur, zal men geen stabiliteit verwerven.
Men moet beseffen dat een vakdeskundig man belanrijker is op een post, dan zijn politieke kleur. En dat het voortdurend wisselen tot slechte resultaten leidt.
In uw commentaar noemt u landen waar het nog slechter gaat. Ook hier geldt voor mij, dat u dan nalaat de omringende landen te vermelden waar het wel beter is gegaan als Hongarije.
Nogmaals bedankt voor de verduidelijking en de toegevoegde cijfers over procentuele verbeteringen/verminderingen van de laatste jaren. Anoniem ,vanwege problemen met het verzenden van mijn commentaar naar uw site.
Denk daar eens over na. In 1945 waren net honderdduizenden burgers vergast, tienduizenden in Rusland verdwenen, het land lag in puin, de straten werden onveilig gemaakt door buitenlandse soldaten. Maar volgens Köver was dat allemaal niets vergeleken met nu.
Je zou misschien verwachten dat zo´n opmerking een schandaal zou veroorzaken. Maar niets daarvan, dit soort absurd zelfbeklag is in Hongarije routine geworden. Wie vraagt er nog naar feiten?
Johan
gr. Sjozef