KOREAANS
In de hal van de metrohalte Nyugatistation in Boedapest pakt dominee Shin Seong Hak zijn elektrische orgel uit. Met zijn vrouw achter het toetsenbord zet hij een psalm in. Een lange rij daklozen kijkt geduldig toe. Voor velen van hen is het metrostation ‘thuis’. Iedere dinsdag- en vrijdagmiddag is de Zuid-Koreaanse missionaris hun garantie voor een warme avondmaaltijd, als hij na zijn muzikale optreden en zijn preek brood en soep verdeelt.
Niemand in de hal kan het optreden van de Zuid-Koreaan in zijn onberispelijke pak ontgaan. Zijn galmende stem weet het geroezemoes in de hal zonder problemen te overstemmen. Twintig jaar geleden studeerde hij zang aan het conservatorium in Wenen. Zo’n vooropleiding verloochent zich niet.
Operazanger wilde hij worden, tegen de wens van zijn gereformeerde moeder in, die haar oudste zoon bij zijn geboorte aan God had beloofd. Zij wilde dat hij naar het seminarium zou gaan. “Maar in de tiende klas realiseerde ik me hoe zwaar het werk van een geestelijke is. Ik beloofde God dat ik hem op andere wijze zou dienen als hij me zou helpen om operazanger te worden.”
Helemaal lukken deed dat niet, maar Shin kwam op het conservatorium en gaf na zijn opleiding concerten en recitals. Ook werkte hij als muziekleraar bij een klein religieus college in Zuid-Korea, terwijl zijn vrouw had een muziekschool had. Ze kochten een huis, een auto en kregen kinderen. Rond zijn 32ste begon dat huisje-boompje-beestjeleven te knagen. “Ik begon me af te vragen wie ik was, met welk doel ik bestond en realiseerde me dat ik op aarde was dankzij Zijn genade.”
Hij herinnerde zich de belofte van zijn moeder en besloot alsnog naar een methodistisch seminarium te gaan. “Daarna had ik drie opties. Ik kon kiezen voor een gewoon pastoraat, voor een hulppastoraat bij een sociale instelling of voor de missie.”
Een tekst uit Lucas wees hem de weg: “Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht”. In 1991 was hij vanuit Wenen op vakantie naar Boedapest geweest en hij had Hongarije somber gevonden en de inwoners afgepeigerd en hard. Een plaats die wel wat licht kon gebruiken, besloot hij, en verhuisde met zijn familie naar dit “grijze land, met grijze mensen”.
Zijn liefde voor muziek bleef, en zijn aanvankelijke idee was om de missie te verspreiden via religieuze concerten. Maar God had ander plannen, zegt hij. “Toen we in Boedapest aankwamen, waren we geschokt over de daklozen: vies, stinkend, met kleren die glommen van het vet, levens vol misère. In Zuid-Korea kennen we armoede, maar zoiets had ik nog nooit gezien. Ik had die mensen graag uit mijn gedachten gebannen, maar dat lukte gewoon niet.”
In 2001 zette hij de Grace Methodist Church op. Iedere zondag deelde hij er na de mis brood en soep uit. De kerk zat al snel vol, zegt hij met gevoel voor zelfspot: “Tot ik aankondigde dat ik alleen nog maar echte gelovigen in de kerk wilde hebben en mensen die soep wilden hebben, in het station terecht konden. De volgende zondag was het gebouw leeg.”
Maar zijn muziek hielp. “Als ik in de metrohal zing, raken sommigen echt tot tranen toe bewogen. Ze zeggen dat een enorme spirituele kracht en geneeskracht in mijn muziek voelen. En die mensen zie ik nu in de kerk terug. Daarnaast heb ik diensten voor Koreanen.”
Hij herinnert zich nog hoe de smerigheid van de daklozen hem in het begin tegenstond. “Maar een paar jaar geleden stond ik vlak voor kerst in het Nyugati te zingen, toen een dakloze naar me toe kwam en me wat geld toestopte. Ik zei dat hij daar beter eten van kon kopen, maar hij bleef aandringen. ‘Vader Shin, u doet zoveel voor ons, en ik zou graag een grote gift willen geven, maar dit is wat ik heb.’ Het was de opbrengst van een dag bedelen. Toen realiseerde ik me dat ik niet alleen mensen help, maar dat ik er ook heel veel liefde terugkrijg.”
Zijn hulpwerk beperkt zich al lang niet meer tot soep. Hij heeft een jaarlijkse kledinguitdeling en in een dorp op het platteland heeft hij een project voor zigeuners opgezet, inclusief een school, dat hij financiert met donatieconcerten. “Ik ben klein begonnen, maar Hij zorgt dat het dag voor dag groter worden. Niemand weet hoe de toekomst uitziet. Gods werk is vol verrassingen,” zegt hij.
Niemand in de hal kan het optreden van de Zuid-Koreaan in zijn onberispelijke pak ontgaan. Zijn galmende stem weet het geroezemoes in de hal zonder problemen te overstemmen. Twintig jaar geleden studeerde hij zang aan het conservatorium in Wenen. Zo’n vooropleiding verloochent zich niet.
Operazanger wilde hij worden, tegen de wens van zijn gereformeerde moeder in, die haar oudste zoon bij zijn geboorte aan God had beloofd. Zij wilde dat hij naar het seminarium zou gaan. “Maar in de tiende klas realiseerde ik me hoe zwaar het werk van een geestelijke is. Ik beloofde God dat ik hem op andere wijze zou dienen als hij me zou helpen om operazanger te worden.”
Helemaal lukken deed dat niet, maar Shin kwam op het conservatorium en gaf na zijn opleiding concerten en recitals. Ook werkte hij als muziekleraar bij een klein religieus college in Zuid-Korea, terwijl zijn vrouw had een muziekschool had. Ze kochten een huis, een auto en kregen kinderen. Rond zijn 32ste begon dat huisje-boompje-beestjeleven te knagen. “Ik begon me af te vragen wie ik was, met welk doel ik bestond en realiseerde me dat ik op aarde was dankzij Zijn genade.”
Hij herinnerde zich de belofte van zijn moeder en besloot alsnog naar een methodistisch seminarium te gaan. “Daarna had ik drie opties. Ik kon kiezen voor een gewoon pastoraat, voor een hulppastoraat bij een sociale instelling of voor de missie.”
Een tekst uit Lucas wees hem de weg: “Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht”. In 1991 was hij vanuit Wenen op vakantie naar Boedapest geweest en hij had Hongarije somber gevonden en de inwoners afgepeigerd en hard. Een plaats die wel wat licht kon gebruiken, besloot hij, en verhuisde met zijn familie naar dit “grijze land, met grijze mensen”.
Zijn liefde voor muziek bleef, en zijn aanvankelijke idee was om de missie te verspreiden via religieuze concerten. Maar God had ander plannen, zegt hij. “Toen we in Boedapest aankwamen, waren we geschokt over de daklozen: vies, stinkend, met kleren die glommen van het vet, levens vol misère. In Zuid-Korea kennen we armoede, maar zoiets had ik nog nooit gezien. Ik had die mensen graag uit mijn gedachten gebannen, maar dat lukte gewoon niet.”
In 2001 zette hij de Grace Methodist Church op. Iedere zondag deelde hij er na de mis brood en soep uit. De kerk zat al snel vol, zegt hij met gevoel voor zelfspot: “Tot ik aankondigde dat ik alleen nog maar echte gelovigen in de kerk wilde hebben en mensen die soep wilden hebben, in het station terecht konden. De volgende zondag was het gebouw leeg.”
Maar zijn muziek hielp. “Als ik in de metrohal zing, raken sommigen echt tot tranen toe bewogen. Ze zeggen dat een enorme spirituele kracht en geneeskracht in mijn muziek voelen. En die mensen zie ik nu in de kerk terug. Daarnaast heb ik diensten voor Koreanen.”
Hij herinnert zich nog hoe de smerigheid van de daklozen hem in het begin tegenstond. “Maar een paar jaar geleden stond ik vlak voor kerst in het Nyugati te zingen, toen een dakloze naar me toe kwam en me wat geld toestopte. Ik zei dat hij daar beter eten van kon kopen, maar hij bleef aandringen. ‘Vader Shin, u doet zoveel voor ons, en ik zou graag een grote gift willen geven, maar dit is wat ik heb.’ Het was de opbrengst van een dag bedelen. Toen realiseerde ik me dat ik niet alleen mensen help, maar dat ik er ook heel veel liefde terugkrijg.”
Zijn hulpwerk beperkt zich al lang niet meer tot soep. Hij heeft een jaarlijkse kledinguitdeling en in een dorp op het platteland heeft hij een project voor zigeuners opgezet, inclusief een school, dat hij financiert met donatieconcerten. “Ik ben klein begonnen, maar Hij zorgt dat het dag voor dag groter worden. Niemand weet hoe de toekomst uitziet. Gods werk is vol verrassingen,” zegt hij.
Reacties