RODE TSUNAMI
De rode modder kwam niet helemaal onverwacht voor Teri néni en haar buren. Iemand had van Kolontár naar Devecser gebeld om te zeggen dat een opslagbassin met rood afvalslib van de aluminiumfabriek in Ajka was doorgebroken. De buurman was op de fiets gestapt om het te gaan bekijken en ook haar oude buurvrouw was nieuwsgierig de straat op gegaan. Ze had het raam open laten staan. Wist zij veel.
Teri néni was thuis en zag de modder uit het raam aankomen. Zo snel als een tsunami. De buurvrouw was naar binnen gehold, zo snel haar oude benen haar konden dragen. Bij Teri néni was de modder door het gat van de gevelkachel naar binnen gedrongen. Binnen luttele seconden was haar huis omringd door een zee van rode, bijtende modder. Maar ze had nog geluk: haar huis is wat hoger en vorig jaar hadden ze bovendien de zolder tot slaapruimte laten verbouwen. De zoldertrap bood een veilige toevlucht.
Anderen waren minder gelukkig. De lagere oudere huizen in de buurt vulden zich haast tot deurposthoogte met modder. Dat er niet uiteindelijk niet meer dan zeven doden zijn gevallen, mag een wonder heten. De lager gelegen straten van Devecser maken de indruk van een oorlogszone. Alles, muren, auto's, struiken en kippenhokken, is bedekt met rood slijm. Voor de huizen liggen grote stapels meubels.
Met waterslangen en hoge druk spuiten proberen mensen te redden wat er te redden valt. Soldaten, brandweermannen en vrijwilligers uit heel Hongarije staan in rubberlaarzen, mondkapjes en beschermende kleding de modder weg te scheppen en de onbruikbare huisraad in witte zakken te stoppen. De bescherming is niet voor niets. Bij de huisarts van Devecser zit een man bij wie de rode modder de rubberlaarzen is ingelopen toen hij zijn kelder in stapte. Zijn benen zijn tot laarshoogte verbrand door het looghoudende slib.
Nergens blaft een hond, scharrelt kip of soest een kat in de zon: huisdieren waren over het algemeen nog minder gelukkig dan hun bazen. De schoonmaakwerkzaamheden hebben iets desperaats. De rode troep moet weg, dat is zeker. Maar iedereen heeft het gevoel dat de buurt eigenlijk dood is. Niemand wil terug naar een huis dat potentieel opnieuw in de gevarenzone ligt, of naar een tuin waarvan onduidelijk is wat voor troep er in de grond zit. In het naburige Kolontár praat de bevolking er al over dat het hele dorp ergens anders opnieuw moet worden opgebouwd, in het grotere Devecser verwachten de bewoners van de ondergelopen huizen dat in ieder geval hun buurt verdwijnt.
Het is vooral de angst die overheerst: de angst voor een nieuwe vloedgolf, die nog eens versterkt wordt als het bericht komt dat de noordelijke dijk van het reservoir verder zou kunnen afbreken en Kolontár op last van de regering helemaal wordt ontruimd. En de angst voor de gevolgen op lange termijn. Niemand weet wat er precies in de rode modder zit. Geruststellende geluiden, eerst van het bedrijf, dan van Hongaarse wetenschappers, worden niet geloofd. Er doet het gerucht over radioactieve stoffen de ronde, Greenpeace verklaart dat er volgens hun hoge concentraties zware metalen in de modder zitten.
De tandarts in het lokale gezondheidscentrum behoort ook tot de slachtoffers. Het is een oudere vrouw, die haar hele bezit in de vloed ten onder zag gaan, behalve haar huis en haar tuin waar ze dol op was, nog twee auto's, waarvan een zo nieuw dat ze nog geen cascoverzekering had afgesloten. Ze zal opnieuw moeten beginnen, zegt ze, maar ze heeft geen idee waarvan. De verzekering is al langs geweest en heeft de schade op 2,5 miljoen forint, nog geen 10.000 euro, becijferd. Dat is genoeg om het huis op te knappen, maar niet om te verhuizen. "Ik weet echt niet hoe het verder moet, echt niet," zegt ze met tranen in haar ogen.
Teri néni was thuis en zag de modder uit het raam aankomen. Zo snel als een tsunami. De buurvrouw was naar binnen gehold, zo snel haar oude benen haar konden dragen. Bij Teri néni was de modder door het gat van de gevelkachel naar binnen gedrongen. Binnen luttele seconden was haar huis omringd door een zee van rode, bijtende modder. Maar ze had nog geluk: haar huis is wat hoger en vorig jaar hadden ze bovendien de zolder tot slaapruimte laten verbouwen. De zoldertrap bood een veilige toevlucht.
Anderen waren minder gelukkig. De lagere oudere huizen in de buurt vulden zich haast tot deurposthoogte met modder. Dat er niet uiteindelijk niet meer dan zeven doden zijn gevallen, mag een wonder heten. De lager gelegen straten van Devecser maken de indruk van een oorlogszone. Alles, muren, auto's, struiken en kippenhokken, is bedekt met rood slijm. Voor de huizen liggen grote stapels meubels.
Met waterslangen en hoge druk spuiten proberen mensen te redden wat er te redden valt. Soldaten, brandweermannen en vrijwilligers uit heel Hongarije staan in rubberlaarzen, mondkapjes en beschermende kleding de modder weg te scheppen en de onbruikbare huisraad in witte zakken te stoppen. De bescherming is niet voor niets. Bij de huisarts van Devecser zit een man bij wie de rode modder de rubberlaarzen is ingelopen toen hij zijn kelder in stapte. Zijn benen zijn tot laarshoogte verbrand door het looghoudende slib.
Nergens blaft een hond, scharrelt kip of soest een kat in de zon: huisdieren waren over het algemeen nog minder gelukkig dan hun bazen. De schoonmaakwerkzaamheden hebben iets desperaats. De rode troep moet weg, dat is zeker. Maar iedereen heeft het gevoel dat de buurt eigenlijk dood is. Niemand wil terug naar een huis dat potentieel opnieuw in de gevarenzone ligt, of naar een tuin waarvan onduidelijk is wat voor troep er in de grond zit. In het naburige Kolontár praat de bevolking er al over dat het hele dorp ergens anders opnieuw moet worden opgebouwd, in het grotere Devecser verwachten de bewoners van de ondergelopen huizen dat in ieder geval hun buurt verdwijnt.
Het is vooral de angst die overheerst: de angst voor een nieuwe vloedgolf, die nog eens versterkt wordt als het bericht komt dat de noordelijke dijk van het reservoir verder zou kunnen afbreken en Kolontár op last van de regering helemaal wordt ontruimd. En de angst voor de gevolgen op lange termijn. Niemand weet wat er precies in de rode modder zit. Geruststellende geluiden, eerst van het bedrijf, dan van Hongaarse wetenschappers, worden niet geloofd. Er doet het gerucht over radioactieve stoffen de ronde, Greenpeace verklaart dat er volgens hun hoge concentraties zware metalen in de modder zitten.
De tandarts in het lokale gezondheidscentrum behoort ook tot de slachtoffers. Het is een oudere vrouw, die haar hele bezit in de vloed ten onder zag gaan, behalve haar huis en haar tuin waar ze dol op was, nog twee auto's, waarvan een zo nieuw dat ze nog geen cascoverzekering had afgesloten. Ze zal opnieuw moeten beginnen, zegt ze, maar ze heeft geen idee waarvan. De verzekering is al langs geweest en heeft de schade op 2,5 miljoen forint, nog geen 10.000 euro, becijferd. Dat is genoeg om het huis op te knappen, maar niet om te verhuizen. "Ik weet echt niet hoe het verder moet, echt niet," zegt ze met tranen in haar ogen.
Reacties
Wat voor maatregelen?
In Nederland was er ooit een woonwijk in Maassluis, die, zoals gebruikelijk is bij nieuwe woonwijken, verrees op een met zand opgespoten stuk voormalig landbouwgrond. Het zand was afkomstig uit de Rotterdamse haven. Zo sloeg men twee vliegen in één klap: de haven uitbaggeren en het land verderop klaar maken voor nieuwbouw.
Na enkele jaren kwam men er achter dat het gebruikte slib verontreinigd was met zware metalen. Er volgden brieven aan de bewoners, waarin werd gewaarschuwd zelfs geen framboos meer te eten van de struik in hun tuin.
De huizen werden onverkoopbaar. Uiteindelijk besloot de gemeente de grond af te graven. Dat kon, omdat er onder de huizen, volgens goed Nederlands gebruik was geheid. Tot meters onder de fundering werd gegraven. Daarna werd een dikke kunststof folie aangebracht om de lager liggende grond te isoleren. Toen nieuwe grond erop.
Hongaarse huizen staan niet op palen. En wie zou het moeten betalen?
De grootste vraag is natuurlijk hoe het mogelijk is dat een bedrijf zijn afval eenvoudigweg in een grote put dumpt. Toch is er een soortgelijk voorbeeld in Nederland. In Hardenberg stond een aluminium-smelterij die zich in economisch zwaar weer bevond: Aluminium Hardenberg geheten. De directie vond een oplossing voor het groeiend financieel tekort: het verontreinigd slib werd niet langer afgevoerd, maar opgeslagen. Tonnen met zwaar metaal verontreinigd as werden op een afgelegen stukje terrein gezet. Een groeiende berg afval. Afvoer van de berg zou het faillissement van het bedrijf betekenen. Er nog wat bij storten het economisch behoud.
De gemeente was op de hoogte, maar gedoogde het nieuwe beleid van het bedrijf. Het alternatief was per slot van rekening faillissement en omdat het een B.V. betrof, zou het afval dan een probleem van de gemeente zijn. Beter was het te hopen op economisch betere tijden, zodat het bedrijf zelf de afvoer van het slib kon bekostigen.
Toen de provincie Overijssel de fabriek dwangsommen oplegde en afvoer van het met dioxinen verontreinigd afval eiste, ging het bedrijf, in 2005, alsnog failliet. Het pand werd verkocht voor 900.001 euro, in de huidige staat behoudens het op grond van de bestuursdwang af te voeren met dioxine verontreinigd slib.
Dit slib was nu een probleem van de gemeente geworden.
Wat er in Hongarije gebeurt is lijkt een uitvergrote versie van het verhaal uit Hardenberg.
Het economisch belang van een bedrijf en de geboden werkgelegenheid maken dat de controlerende instanties een oogje toeknijpt en gevaren afzwakt. Waar het bij aluminium Hardenberg ging om het omsmelten van schroot, wordt bij MAL in Hongarije nieuw aluminium geproduceerd uit bauxiet, wat zowel de rode kleur van de slib als de hoge concentratie fluor verklaart.
Net als andere halogenen, is het moleculaire fluor hoogst gevaarlijk; het veroorzaakt forse chemische brandwonden bij contact met de huid.
Het is niet ondenkbaar dat zich binnen het slib het fluor, vanwege het soortelijk gewicht van de stof, een aparte laag is gaan vormen. Wie in deze laag zijn laarzen heeft laten overstromen, hoeft dus voorlopig niet naar de pedicure...
Volgens de eigenaren van MAL valt het uiteraard enorm mee allemaal. Ze hebben de direct getroffen gezinnen inmiddels een schadevergoeding geboden van 360 euro per gezin. Een totaal van 110.000 euro.
Fabriekseigenaar Lajos Tolnay heeft volgens schattingen een vermogen van 85 miljoen euro.
Zijn twee compagnons, Arpad Bakonyi en Bela Petrusz worden geschat op een vermogen van 61 miljoen euro elk.
Wat voor maatregelen?
In Nederland was er ooit een woonwijk in Maassluis, die, zoals gebruikelijk is bij nieuwe woonwijken, verrees op een met zand opgespoten stuk voormalig landbouwgrond. Het zand was afkomstig uit de Rotterdamse haven. Zo sloeg men twee vliegen in één klap: de haven uitbaggeren en het land verderop klaar maken voor nieuwbouw.
Na enkele jaren kwam men er achter dat het gebruikte slib verontreinigd was met zware metalen. Er volgden brieven aan de bewoners, waarin werd gewaarschuwd zelfs geen framboos meer te eten van de struik in hun tuin.
De huizen werden onverkoopbaar. Uiteindelijk besloot de gemeente de grond af te graven. Dat kon, omdat er onder de huizen, volgens goed Nederlands gebruik was geheid. Tot meters onder de fundering werd gegraven. Daarna werd een dikke kunststof folie aangebracht om de lager liggende grond te isoleren. Toen nieuwe grond erop.
Hongaarse huizen staan niet op palen. En wie zou het moeten betalen?
De grootste vraag is natuurlijk hoe het mogelijk is dat een bedrijf zijn afval eenvoudigweg in een grote put dumpt. Toch is er een soortgelijk voorbeeld in Nederland. In Hardenberg stond een aluminium-smelterij die zich in economisch zwaar weer bevond: Aluminium Hardenberg geheten. De directie vond een oplossing voor het groeiend financieel tekort: het verontreinigd slib werd niet langer afgevoerd, maar opgeslagen. Tonnen met zwaar metaal verontreinigd as werden op een afgelegen stukje terrein gezet. Een groeiende berg afval. Afvoer van de berg zou het faillissement van het bedrijf betekenen. Er nog wat bij storten het economisch behoud.
De gemeente was op de hoogte, maar gedoogde het nieuwe beleid van het bedrijf. Het alternatief was per slot van rekening faillissement en omdat het een B.V. betrof, zou het afval dan een probleem van de gemeente zijn. Beter was het te hopen op economisch betere tijden, zodat het bedrijf zelf de afvoer van het slib kon bekostigen.
Toen de provincie Overijssel de fabriek dwangsommen oplegde en afvoer van het met dioxinen verontreinigd afval eiste, ging het bedrijf, in 2005, alsnog failliet. Het pand werd verkocht voor 900.001 euro, in de huidige staat behoudens het op grond van de bestuursdwang af te voeren met dioxine verontreinigd slib.
Dit slib was nu een probleem van de gemeente geworden.
Wat er in Hongarije gebeurt is lijkt een uitvergrote versie van het verhaal uit Hardenberg.
Het economisch belang van een bedrijf en de geboden werkgelegenheid maken dat de controlerende instanties een oogje toeknijpt en gevaren afzwakt. Waar het bij aluminium Hardenberg ging om het omsmelten van schroot, wordt bij MAL in Hongarije nieuw aluminium geproduceerd uit bauxiet, wat zowel de rode kleur van de slib als de hoge concentratie fluor verklaart.
Net als andere halogenen, is het moleculaire fluor hoogst gevaarlijk; het veroorzaakt forse chemische brandwonden bij contact met de huid.
Het is niet ondenkbaar dat zich binnen het slib het fluor, vanwege het soortelijk gewicht van de stof, een aparte laag is gaan vormen. Wie in deze laag zijn laarzen heeft laten overstromen, hoeft dus voorlopig niet naar de pedicure...
Volgens de eigenaren van MAL valt het uiteraard enorm mee allemaal. Ze hebben de direct getroffen gezinnen inmiddels een schadevergoeding geboden van 360 euro per gezin. Een totaal van 110.000 euro.
Fabriekseigenaar Lajos Tolnay heeft volgens schattingen een vermogen van 85 miljoen euro.
Zijn twee compagnons, Arpad Bakonyi en Bela Petrusz staan op een geschat vermogen van 61 miljoen euro elk.
Ook in Nederland hebben we dit soort opslagdepots, op de Maasvlakte bijvoorbeeld, daar is dat giftige slib waar jij het over hebt, uiteindelijk terechtgekomen.
Wat de bewoners en hun scharrelende kippen betreft, dat zal waarschijnlijk wel loslopen, want een ding is wel vrij zeker: die mensen keren niet meer naar hun huizen terug. In Devecser wordt de wijk waarschijnlijk met de grond gelijk gemaakt, en wordt elders een nieuwe wijk gebouwd. De bewoners van Kolontár hebben het erover dat ze allemaal weg willen.
Overigens, waar vandaan komt het verhaal dat er fluor in het slib zou zitten. Ik heb nog eens gezocht, maar ook Greenpeace heeft het daar niet over. Wel over arsenicum, kwik en chroom. Voor zover ik begrepen heb, is de rode kleur te danken aan ijzeroxide.
De gids voor toxic waiste in aluminium production industry zegt het volgende: The majority of aluminium fluoride is mainly produced by treating alumina with hexafluorosilicic acid:
H2SiF6 + Al2O3 → 2 AlF3 + SiO2 + H2O.
Voor alle duidelijkheid: Alumina is een product dat tussen bauxiet en aluminium in zit. Voor zover ik weet, werd in Hongarije aluminium uit Alumina geproduceerd. Het kan goed zijn dat ik er wat dat betreft naast zit. Het maakt het probleem niet minder groot.
Wat betreft de Maasvlakte heb je gelijk. Daar is veel met zware metalen verontreinigd afval terecht gekomen. En dat is allemaal erg genoeg.
Met de opslag van verontreinigd afval creëren we een enorm probleem voor ons nageslacht.
De industrie die zich verrijkt met het bieden van halve maatregelen is enorm. Mengen met minder schadelijke stoffen, zodat je onder de toelaatbare grenswaarden kom is een prima manier om je zakken te vullen.
En natuurlijk zit er in dit geval weinig anders op dan weg te trekken uit de getroffen gebieden. Van de nu geboden 360 euro per gezin zal dat bijzonder moeilijk worden.
We zullen de manier waarop we leven moeten gaan heroverwegen voor het te laat is. Recycling van metalen is te verkiezen boven het produceren van nieuw metaal. De hoeveelheid energie die gebruikt wordt bij het produceren van metalen zoals aluminium en zink is enorm. Alle redenen dus om heel anders om te gaan met de metalen die we hebben. We moeten, waar mogelijk, recyclen wat er is in plaats van nieuw produceren.
Toch gaat ook daar van alles mis in de regelgeving, met alle gevolgen van dien.
Vroeger werd geïsoleerd koperdraad op een grote hoop gegooid en in brand gestoken. Zo brandde de kunststof mantel weg en hield je het koper over. Dat mag al lang niet meer vanwege de uitstoot die hierbij vrijkwam. Er werden machines ontwikkelt die het draad nu in zeer kleine stukjes hakken, waarna het van elkaar gescheiden wordt door middel van een 'ziftinstallatie' of een Eddy Current scheider.
Maar er is nog een ander manier.
Je exporteert de koperdraad naar China, waar het op een berg wordt gegooid en in brand gestoken.
Doordat hier slecht tegen te concurreren is door de Nederlandse bedrijven weet ik meer dan één installatie te vinden die al jaren stil staat. De eigenaren zijn nog altijd 'in business' en exporteren naar China.
Kortom, we hebben een lange weg te gaan. Wat rest is hopen dat we de tijd krijgen om deze weg te gaan, zonder dat de problemen zo groot worden, dat ze ons, als een bruine tsunami, overspoelen.
Wat er in Hongarije is gebeurd laat ons nogmaals zien hoe kwetsbaar we zijn.