KOLONTÁR, EEN VERVOLGVERHAAL, 5. BALLETSCHOENEN
János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal.
“Ach, mijn balletschoenen,” roept Adrienn, de dochter van János en Magdi, weemoedig als ze de met rood slib besmeurde schoentjes naast de trap van haar ouderlijke woning ontwaart. Het is voor haar een afscheidsbezoek. Afgelopen week zijn de Fuchsen akkoord gegaan met de aangeboden schaderegeling, nadat hen een groter huis werd toegezegd dan de 100 vierkante meter die ze eerst zouden krijgen. Deze week gaat de sloophamer in hun oude woning.
János loopt wat somber rond in het huis dat hij 23 jaar geleden eigenhandig heeft gebouwd. Het is een van de laatste panden in het rampgebied dat nog overeind staat. Het buurhuis, waar zijn broer woonde, ging al eerder tegen de vlakte. De huizen worden gesloopt zodra de eigenaars hebben getekend. De Fuchsen zijn een prominente familie in Kolontár. Vier van de zeven Fuchs-gezinnen in het dorp raakten hun hebben en houden kwijt in de modder.
“Uiteindelijk wordt het een gedenkpark,” antwoordt János op de vraag wat er met het gebied gaat gebeuren. Hij wijst op het monument waar de dorpelingen de doden van twee wereldoorlogen herdenken. Er hangt een nieuwe marmeren plaat ter herdenking van de tien dodelijke slachtoffers van de ramp.
Midden in de kaalslag staat een gloednieuw huis nog overeind. Op het dak zijn een paar mannen bezig netjes de dakpannen te verwijderen. “Daar woonde een gezin met twee kleine kinderen, maar die zijn naar een ander dorp verhuisd,”zegt János, “Toen de dam brak, was de moeder thuis met van haar kinderen. Ze heeft uren op haar bank gestaan, in de modder, met dat kind boven haar hoofd, tot ze gered werden. Haar benen waren totaal verbrand door het loog. Zij wil nooit meer voet meer in Kolontár zetten.”
Maar die familie behoort tot een minderheid. Direct na de ramp wilde bijna iedereen weg. Veel mensen, ook uit de niet getroffen huizen, meenden dat Kolontár ten dode was opgeschreven. Maar uiteindelijk hebben de gebeurtenissen de dorpelingen dichter bij elkaar gebracht. “De onderlinge solidariteit was van het begin af aan enorm. Toen de reddingswerkers bezig waren, zorgden de mensen samen voor eten, en later heeft iedereen elkaar heel erg geholpen,” zegt Magdi.
De gezamenlijke ervaring schept een band. “Mijn oom verhuisde na de ramp naar zijn vriendin in Sopron. Maar hij was binnen een paar dagen terug, hij voelde zich alleen en miste mensen met wie hij kon praten omdat ze het ook mee hadden gemaakt. Anderen hebben er toch al snel genoeg van om naar je verhalen te luisteren,” zegt Adrienn.
Uiteindelijk hebben de meeste slachtoffers er dan ook voor gekozen om te blijven. Toen ze dat op een dorpsbijeenkomst aankondigden, begon de rest van het dorp spontaan te applaudisseren. “Allen jonge gezinnen met kinderen, die willen wel weg,” zegt Magdi, “Ze zijn bang vanwege de gezondheid van hun kinderen, en sommigen wilden daarvoor eigenlijk ook al verhuizen. Maar de ouderen blijven allemaal.”
Reacties