SMOKKEL
Of ik in Servië alcohol heb gekocht , vragen de dames die samen met mij in de grensstad Subotica in de trein naar Budapest stappen. Ze zijn beladen met een onduidelijke collectie aan tasjes vol met koopwaar: plastic bloemen, geborduurde kleden, en zoals ik al snel ontdek, een forse collectie plastic flessen, gevuld met 'Johnnie Walker' en andere merken. Als ik ontkennend antwoord, komt hun verzoek: of ik me dan misschien over één van die flessen wil ontfermen, tot de Hongaarse douane langs is geweest.
Ik aarzel even en stem dan toe. Ik krijg een fles in een versleten plastic tasje in mijn handen gedrukt, maar even later realiseren ze zich dat ik iets minder als een versleten plastic tasjes type oog dan zij, en zeggen ze dat het beter is dat ik de fles zo in mijn tas stop. Zelf kom ik op het idee dat het wel handig is om te weten waar ik deze fles gekocht zou hebben, en voor hoeveel. Op de markt, voor 600 dinar, zes euro, aanzienlijk minder dat hij in Hongarije zou kosten.
Terwijl we wachten op het vertrek, wordt er zenuwachtig gerommeld. Flessen verdwijnen in de ene zak,dan weer in de andere. Beide vrouwen vertrekken met tassen vol alcoholica naar de aangrenzende coupés, waar ze passagiers met dezelfde vraag bestoken. Met enig succes, blijkt even later, want als ze terugkomen zijn de tassen verdwenen. Even later steekt een derde vrouw haar hoofd om de hoek: haar medepassagier is heel aardig en maakt graag een praatje, maar hij is niet bereid om een fles in zijn tas te steken, verzucht ze.
Als we de Hongaarse grens bereiken, houdt de oudste vrouw zich slapend, met de mededeling dat ze heel zenuwachtig is. De straf op smokkel, vertellen ze, is al snel 30.000 forint per fles. De jongste zit op haar praatstoel, en dat blijft ze de rest van de reis. Ze komen uit de buurt van Debrecen, vertelt ze me, een reis van pakweg acht uur.
Eerst vertelt ze dat het het allemaal cadeautjes zijn die ze heeft ingeslagen, maar naar mate we langer praten, komt het hele verhaal: ze heeft ooit bij het spoor gewerkt en reist dus heel goedkoop. Iedere twee weken reizen ze naar Servië, om tassen vol smokkelwaar in te slaan. Heen met de nachttrein, die hen om half drie 's nachts op het perron in Subotica afzet, een paar uur kleumen, en dan om zes uur 's ochtends naar de markt en om twaalf uur 's middags weer terug naar huis. Acht uur heen, acht uur terug. Zo vult ze haar pensioen van nog geen 200 euro aan. Haar reisgenote is niet voor niets in slaap gevallen, vertelt ze: die heeft de dag daarvoor al een soortgelijke reis naar Slowakije gemaakt, waar bepaalde spullen ook veel goedkoper zijn dan in Hongarije.
De zenuwen blijken overigens voor niets. We zien een douanier met een ladder langslopen, wat me doet denken aan vervlogen tijden, toen communistische douaniers ook met ladders door de trein liepen en de onderkant met behulp van spiegels controleerden. Ergens wordt iets streng gecontroleerd. Maar onze coupé keuren ze tot mijn verbazing geen blik waardig. Persoonlijk vind ik de hele collectie plastic zakjes, boodschappenkarretjes en draagtassen buitengewoon verdacht ogen en ben ik toch wel blij dat ik niet meer dan één fles sterke drank in mijn tas heb.
Ik aarzel even en stem dan toe. Ik krijg een fles in een versleten plastic tasje in mijn handen gedrukt, maar even later realiseren ze zich dat ik iets minder als een versleten plastic tasjes type oog dan zij, en zeggen ze dat het beter is dat ik de fles zo in mijn tas stop. Zelf kom ik op het idee dat het wel handig is om te weten waar ik deze fles gekocht zou hebben, en voor hoeveel. Op de markt, voor 600 dinar, zes euro, aanzienlijk minder dat hij in Hongarije zou kosten.
Terwijl we wachten op het vertrek, wordt er zenuwachtig gerommeld. Flessen verdwijnen in de ene zak,dan weer in de andere. Beide vrouwen vertrekken met tassen vol alcoholica naar de aangrenzende coupés, waar ze passagiers met dezelfde vraag bestoken. Met enig succes, blijkt even later, want als ze terugkomen zijn de tassen verdwenen. Even later steekt een derde vrouw haar hoofd om de hoek: haar medepassagier is heel aardig en maakt graag een praatje, maar hij is niet bereid om een fles in zijn tas te steken, verzucht ze.
Als we de Hongaarse grens bereiken, houdt de oudste vrouw zich slapend, met de mededeling dat ze heel zenuwachtig is. De straf op smokkel, vertellen ze, is al snel 30.000 forint per fles. De jongste zit op haar praatstoel, en dat blijft ze de rest van de reis. Ze komen uit de buurt van Debrecen, vertelt ze me, een reis van pakweg acht uur.
Eerst vertelt ze dat het het allemaal cadeautjes zijn die ze heeft ingeslagen, maar naar mate we langer praten, komt het hele verhaal: ze heeft ooit bij het spoor gewerkt en reist dus heel goedkoop. Iedere twee weken reizen ze naar Servië, om tassen vol smokkelwaar in te slaan. Heen met de nachttrein, die hen om half drie 's nachts op het perron in Subotica afzet, een paar uur kleumen, en dan om zes uur 's ochtends naar de markt en om twaalf uur 's middags weer terug naar huis. Acht uur heen, acht uur terug. Zo vult ze haar pensioen van nog geen 200 euro aan. Haar reisgenote is niet voor niets in slaap gevallen, vertelt ze: die heeft de dag daarvoor al een soortgelijke reis naar Slowakije gemaakt, waar bepaalde spullen ook veel goedkoper zijn dan in Hongarije.
De zenuwen blijken overigens voor niets. We zien een douanier met een ladder langslopen, wat me doet denken aan vervlogen tijden, toen communistische douaniers ook met ladders door de trein liepen en de onderkant met behulp van spiegels controleerden. Ergens wordt iets streng gecontroleerd. Maar onze coupé keuren ze tot mijn verbazing geen blik waardig. Persoonlijk vind ik de hele collectie plastic zakjes, boodschappenkarretjes en draagtassen buitengewoon verdacht ogen en ben ik toch wel blij dat ik niet meer dan één fles sterke drank in mijn tas heb.
Reacties