Op weg naar een nieuwe staatseconomie
Ooit, tot zo'n twintig jaar geleden, kon je als Hongaarse burger rekenen op Vadertje Staat. Die verzorgde je van de wieg tot het graf, gaf je onderwijs, gezondheidszorg, werk en pensioen. Daar hing wel een prijskaartje aan. Ten eerste verlangde Vadertje Staat in ruil voor al die goede zorgen dat je als burger je mond hield. Een grapje hier en daar, okay, daar was niets tegen, maar echte kritiek werd niet gewaardeerd.
Ten tweede leverde Vadertje Staat niet altijd verzorging op topniveau. Het socialisme, want daar hebben we het over, zorgde er wel voor dat iedereen een baan had, maar dat werk was bepaald niet altijd even interessant. Ik ken iemand, die was zaadbewaker. Die sleet zijn dagen ermee om een loods met zakken graan in de gaten te houden. Vadertje Staat zorgde er ook voor dat iedereen naar de dokter kon, maar wie twintig jaar geleden een Hongaars ziekenhuis binnenliep, hoefde geen arts te zijn om te weten dat de gezondheidszorg vreselijk achterliep op West-Europa.
Waar Vadertje Staat echt niet goed in slaagde, was mensen voorzien van basisvoorzieningen. Stromend water, riolering, telefoon: in grote delen van het land bestond het eenvoudigweg niet. En het bleek ook niet echt eenvoudig om ervoor te zorgen dat alle winkels iedere dag weer voorzien werden van al die dingen die een mens nodig heeft, van koffie en wc-papier tot suiker en vlees. Hongarije kendein de jaren tachtig van de vorige eeuw weliswaar geen rijen, zoals Polen en Roemenië, maar dat een schap leeg was, kwam toch wel regelmatig voor.
De Hongaarse premier Viktor Orbán groeide op onder het socialisme. Sterker nog, hoewel zijn vader bij de partij zat, sloot hij zich aan bij de anti-communistische oppositie. Hij was er destijds ongetwijfeld eerder dan veel gewone burgers van op de hoogte dat de Hongaarse staatseconomie bezig was geheel in de soep te draaien.
Toch is een veel sterkere rol van de staat in de economie twintig jaar na dato precies het recept om de Hongaarse en de wereldeconomie uit het slop te trekken, zei Orbán afgelopen weekend in het Roemeense Tusnádfürdő/Băile Tuşnad, waar zijn partij jaarlijks een soort zomerkamp houdt. Een sterke staat, gebouwd op een sterke natie, dat was zijn boodschap. "De staat krijgt een totaal nieuwe rol in de toekomst," aldus Orbán. Volgens hem heeft het westerse vrij economische model zijn failliet bewezen en heeft de staat de taak om de economie te hervormen en de Europese welvaartstaat te vervangen door een op arbeid gebaseerde economie.
Nu is iedere economie op arbeid gebaseerd - de arbeidsproductiviteit ligt in Nederland aanzienlijk hoger dan in Hongarije, om maar wat te noemen - maar wat Orbán daarmee bedoelt, is de afgelopen tijd duidelijk geworden. Bij de verkiezingscampagne ruim een jaar geleden beloofde hij een miljoen nieuwe banen. Onmogelijk, leek het, tenzij je, net onder het socialisme, mensen verplicht om nutteloos werk te doen. En dat gaat inderdaad gebeuren. Werklozen zullen in toekomst verplicht worden om, tegen minder dan het minimumloon, graaf- en bouwwerkzaamheden te verrichten aan projecten die de staat organiseert. Daarbij kan het gaan om de aanleg van dijken en kanalen, maar ook om de bouw van sportstadia.
Natuurlijk gaat dat werk sneller met machines, en vermoedelijk ook beter, maar in Hongarije, aldus Orbán een tijd geleden op de Hongaarse tv, zullen dat soort projecten in toekomst niet meer met machines, maar met ouderwetse handkracht worden gedaan. Wie weigert, krijgt zo'n minimale uitkering dat er echt niet van te leven is. En omdat te verwachten is dat mensen niet staan te trappelen voor dit soort banen, worden straks gepensioneerde politiemensen ingeschakeld om toezicht op hen te houden.
Protesten tegen deze werkverschaffing hoor je tot nu toe nauwelijks, misschien omdat veel mensen denken dat het vooral zigeuners zijn die op die manier "eindelijk eens aan het werk gaan." In absolute getallen zijn er echter nog veel meer Hongaren, vooral in het oosten van het land, die ongeschoold en langdurig werkloos zijn en die geen kans maken op de reguliere arbeidsmarkt. Dat is een serieus probleem, dat valt niet te ontkennen. Maar al die mensen zouden waarschijnlijk meer gebaat zijn bij een goed scholingsprogramma dan bij graafwerk dat hen geen steek verder helpt als het gaat om het vinden van een echte baan.
Volgens hem kijken West-Europese landen met jaloezie naar de ontwikkelingen in Hongarije, en speelt het land met zijn nieuwe sterke staat, zijn nieuwe grondwet en zijn nieuwe mediawet een voortrekkersrol. Ongetwijfeld zijn Geert Wilders en andere populisten het roerend met hem eens.
Ten tweede leverde Vadertje Staat niet altijd verzorging op topniveau. Het socialisme, want daar hebben we het over, zorgde er wel voor dat iedereen een baan had, maar dat werk was bepaald niet altijd even interessant. Ik ken iemand, die was zaadbewaker. Die sleet zijn dagen ermee om een loods met zakken graan in de gaten te houden. Vadertje Staat zorgde er ook voor dat iedereen naar de dokter kon, maar wie twintig jaar geleden een Hongaars ziekenhuis binnenliep, hoefde geen arts te zijn om te weten dat de gezondheidszorg vreselijk achterliep op West-Europa.
Waar Vadertje Staat echt niet goed in slaagde, was mensen voorzien van basisvoorzieningen. Stromend water, riolering, telefoon: in grote delen van het land bestond het eenvoudigweg niet. En het bleek ook niet echt eenvoudig om ervoor te zorgen dat alle winkels iedere dag weer voorzien werden van al die dingen die een mens nodig heeft, van koffie en wc-papier tot suiker en vlees. Hongarije kendein de jaren tachtig van de vorige eeuw weliswaar geen rijen, zoals Polen en Roemenië, maar dat een schap leeg was, kwam toch wel regelmatig voor.
De Hongaarse premier Viktor Orbán groeide op onder het socialisme. Sterker nog, hoewel zijn vader bij de partij zat, sloot hij zich aan bij de anti-communistische oppositie. Hij was er destijds ongetwijfeld eerder dan veel gewone burgers van op de hoogte dat de Hongaarse staatseconomie bezig was geheel in de soep te draaien.
Toch is een veel sterkere rol van de staat in de economie twintig jaar na dato precies het recept om de Hongaarse en de wereldeconomie uit het slop te trekken, zei Orbán afgelopen weekend in het Roemeense Tusnádfürdő/Băile Tuşnad, waar zijn partij jaarlijks een soort zomerkamp houdt. Een sterke staat, gebouwd op een sterke natie, dat was zijn boodschap. "De staat krijgt een totaal nieuwe rol in de toekomst," aldus Orbán. Volgens hem heeft het westerse vrij economische model zijn failliet bewezen en heeft de staat de taak om de economie te hervormen en de Europese welvaartstaat te vervangen door een op arbeid gebaseerde economie.
Nu is iedere economie op arbeid gebaseerd - de arbeidsproductiviteit ligt in Nederland aanzienlijk hoger dan in Hongarije, om maar wat te noemen - maar wat Orbán daarmee bedoelt, is de afgelopen tijd duidelijk geworden. Bij de verkiezingscampagne ruim een jaar geleden beloofde hij een miljoen nieuwe banen. Onmogelijk, leek het, tenzij je, net onder het socialisme, mensen verplicht om nutteloos werk te doen. En dat gaat inderdaad gebeuren. Werklozen zullen in toekomst verplicht worden om, tegen minder dan het minimumloon, graaf- en bouwwerkzaamheden te verrichten aan projecten die de staat organiseert. Daarbij kan het gaan om de aanleg van dijken en kanalen, maar ook om de bouw van sportstadia.
Natuurlijk gaat dat werk sneller met machines, en vermoedelijk ook beter, maar in Hongarije, aldus Orbán een tijd geleden op de Hongaarse tv, zullen dat soort projecten in toekomst niet meer met machines, maar met ouderwetse handkracht worden gedaan. Wie weigert, krijgt zo'n minimale uitkering dat er echt niet van te leven is. En omdat te verwachten is dat mensen niet staan te trappelen voor dit soort banen, worden straks gepensioneerde politiemensen ingeschakeld om toezicht op hen te houden.
Protesten tegen deze werkverschaffing hoor je tot nu toe nauwelijks, misschien omdat veel mensen denken dat het vooral zigeuners zijn die op die manier "eindelijk eens aan het werk gaan." In absolute getallen zijn er echter nog veel meer Hongaren, vooral in het oosten van het land, die ongeschoold en langdurig werkloos zijn en die geen kans maken op de reguliere arbeidsmarkt. Dat is een serieus probleem, dat valt niet te ontkennen. Maar al die mensen zouden waarschijnlijk meer gebaat zijn bij een goed scholingsprogramma dan bij graafwerk dat hen geen steek verder helpt als het gaat om het vinden van een echte baan.
Volgens hem kijken West-Europese landen met jaloezie naar de ontwikkelingen in Hongarije, en speelt het land met zijn nieuwe sterke staat, zijn nieuwe grondwet en zijn nieuwe mediawet een voortrekkersrol. Ongetwijfeld zijn Geert Wilders en andere populisten het roerend met hem eens.
Reacties
En dat wordt er, voor de buitenlandse toeschouwer, niet beter op door mensen een baan te bieden die neerkomt op 'kuiltje graven, kuiltje weer dichtgooien'.
de waanidee-en in Hongarije begrijp ik echt niet.