Touwtrekken om standbeelden
De geschiedenis van Hongarije is in steen gehouwen en in brons gegoten. Geen enkele zichzelf respecterende stad heeft niet een paar opvallend geplaatste standbeelden van historische figuren, en de website www.szoborlop.hu, die een overzicht geeft van alle standbeelden van Hongarije, heeft alleen voor Boedapest al 3253 vermeldingen. Niet alle beelden die daar te vinden zijn, zijn overigens nog te bezichtigen. Want behalve dat er beelden worden geplaatst om de geschiedenis vast te leggen, worden er in Hongarije ook regelmatig beelden verwijderd als de politieke kijk op die geschiedenis verandert.
Een beeld dat in dat kader binnenkort gaat sneuvelen, als het aan het Hongaarse parlement ligt althans, is dat van Attila József op het Kossuth tér bij het parlement. Attila is een van Hongarije's gevierde twintigste eeuwse dichters en je vind overal in Hongarije standbeelden van hem. Maar hij was in zijn korte leven ook communist en anarchist, en werd van de universiteit werd geschopt na het schrijven van een gedicht dat begon met de strofe `Ik ken geen vader-, moederband. Ik heb geen god, geen vaderland.` Niet het soort denkwereld die past bij het nationalistische tijdsgewricht waarin Hongarije leeft.
Zijn beeltenis aan de Donau werd er bovendien in de communistische tijd geplaatst, en de volksvertegenwoordigers besloten onlangs in al hun wijsheid dat het plein voor het parlementsgebouw teruggebracht moet worden in de staat van voor 1944. Of beter, in de staat waarin het was onder het autoritaire staatshoofd, admiraal Miklós Horthy. Waarom juist in die staat, en waarom niet in de situatie van bijvoorbeeld 1906, is een goede vraag. Of, zoals ik iemand in een praatprogramma op de radio hoorde zeggen, waarom maken we er niet weer een akker van, want dat was het heel lang geleden natuurlijk ook. Maar goed, het is geen geheim dat de huidige regering het Horthy-bewind als een positief voorbeeld in de Hongaarse geschiedenis beziet.
Wat dat terugbrengen tot de staat van voor 1944 precies betekent, is overigens een interessante vraag. Duidelijk is dat Attila er aan moet geloven. Voor de oorlog stond op zijn plaats een ruiterstandbeeld van graaf Gyula Andrássy, de man die in 1867 de Habsburgse keizer Frans József in 1867 tot koning van Hongarije kroonde. Dat beeld werd na de oorlog afgebroken vanwege de Kossuthbrug, een tijdelijke voetgangersbrug over de Donau, die de door de Duitsers opgeblazen bruggen over de rivier moest vervangen. Toen de brug verdween, keerde Andrássy niet terug, en als de volksvertegenwoordigers hem echt terug willen hebben, hebben ze een probleem. Het brons van zijn beeld schijnt later namelijk gebruikt te zijn om het standbeeld van Stalin te gieten.
Ook aan de andere kant van het plein staat een beeld dat het ongetwijfeld niet gaat redden. Extreemrechts vraagt al langer dat de droevig kijkende graaf Mihály Károlyi, de eerste premier na de val van de Habsburgers, wordt verwijderd. In extreemrechtse kringen wordt hij verantwoordelijk gehouden voor het verdrag van Trianon en het feit dat Hongarije na de Eerste Wereldoorlog ruim tweederde van zijn grondgebied verloor. In feite werd dat verdrag pas in 1920, dik een jaar nadat Károlyi het veld had moeten ruimen, afgesloten door een delegatie van het Horthy-regime. Die valt weinig kwalijk te nemen: als verliezer van de oorlog had Hongarije simpelweg niets in de melk te brokkelen. Maar dat verandert niets aan de afkeer van sommigen tegen de graaf, en bovendien is zijn beeld weliswaar het werk van een van de meest eminente Hongaarse beeldhouwers van de twintigste eeuw, maar het stamt uit 1975, ook al weer die verdoemde communistische tijd. Weg ermee dus.
Maar als je het plein echt in zijn vooroorlogse staat wil herstellen, stuit je toch op een paar problemen. Wat bijvoorbeeld te doen met al die monumenten die er afgelopen jaren zijn gebouwd ter herdenking van de Hongaarse opstand van 1956? Er is bijvoorbeeld een symbolisch graf voor de 75 mensen die op de derde dag van de opstand bij een demonstratie voor het parlement door (waarschijnlijk) de geheime dienst en Russische troepen werden doodgeschoten. Op de zuilen van een naburig gebouw zijn zwarte metalen bollen die de inslagen van de kogels op diezelfde dag symboliseren. En een brug met daarop een beeld van Imre Nagy, de man die de kortstondige revolutionaire regering leidde en daarvoor werd opgehangen. Een zwart blok marmer met daarop een eeuwige vlam ter nagedachtenis aan alle slachtoffers van de opstand. Blijkt die vlam straks toch niet voor eeuwig te zijn?
En dan is er nog het probleem van het Kossuth-standbeeld. Met Kossuth, de leider van de opstand van 1848, is natuurlijk helemaal niets mis. Hij is een onbetwistbare held van de Hongaarse geschiedenis, al zou het best interessant zijn om zijn mening te horen over de loop die die geschiedenis heeft genomen. Ook onder Horthy stond er een standbeeld ter zijner ere voor het parlement. Alleen: niet hetzelfde standbeeld als er nu staat. Dat werd in de vijftiger jaren geplaatst, ter vervanging van een beeld dat in de twintiger jaren neer was gezet. Het werd door het toenmalige communistische regime als 'te somber' afgedaan.
Nu was dat misschien niet de enige reden waarom ze van dat beeld af wilden. In de oorspronkelijke beeldengroep werd Kossuth geflankeerd door het volk en door zijn regering, en die regering bestond vooral uit adellijke figuren. De adel aan de macht, dat was waarschijnlijk geen boodschap die de communisten wilden uitdragen. Maar de beeldengroep somber was, klopt wel. Het beeldhouwwerk, dat in delen nog steeds te bezichtigen is in het stadje Dombovár, bestaat allemaal diep terneergeslagen mensen. Kossuth, zijn regering én het gewone volk zien de toekomst van Hongarije allemaal duidelijk somber in.
Die beeldengroep moet nu weer terugkomen. Alleen, Dombovár steigert. Het stadje heeft het nieuws uit de krant moeten vernemen, zoals dat tegenwoordig in Hongarije wel vaker het geval is. En het wil zijn beeldengroep niet kwijt. "We hebben de beelden in ons hart gesloten," aldus de burgemeester, en zijn gemeenteraad was het afgelopen donderdag met hem eens. Dombovár, ook de Fidesz-gemeenteraadsleden, stemde unaniem tegen teruggave van het beeld. Misschien kunnen ze de beeldengroep die er nu op het parlementsplein staat, voor terugvragen. Al vraag je je af wat de parlementariërs eigenlijk hebben tegen de 'optimistische' versie die nu op het plein staat. De beeldhouwer, Zsigmond Kisfaludy Strobl, was per slot van rekening niet alleen bij de communisten, maar ook bij Horthy zeer populair.
Een beeld dat in dat kader binnenkort gaat sneuvelen, als het aan het Hongaarse parlement ligt althans, is dat van Attila József op het Kossuth tér bij het parlement. Attila is een van Hongarije's gevierde twintigste eeuwse dichters en je vind overal in Hongarije standbeelden van hem. Maar hij was in zijn korte leven ook communist en anarchist, en werd van de universiteit werd geschopt na het schrijven van een gedicht dat begon met de strofe `Ik ken geen vader-, moederband. Ik heb geen god, geen vaderland.` Niet het soort denkwereld die past bij het nationalistische tijdsgewricht waarin Hongarije leeft.
Zijn beeltenis aan de Donau werd er bovendien in de communistische tijd geplaatst, en de volksvertegenwoordigers besloten onlangs in al hun wijsheid dat het plein voor het parlementsgebouw teruggebracht moet worden in de staat van voor 1944. Of beter, in de staat waarin het was onder het autoritaire staatshoofd, admiraal Miklós Horthy. Waarom juist in die staat, en waarom niet in de situatie van bijvoorbeeld 1906, is een goede vraag. Of, zoals ik iemand in een praatprogramma op de radio hoorde zeggen, waarom maken we er niet weer een akker van, want dat was het heel lang geleden natuurlijk ook. Maar goed, het is geen geheim dat de huidige regering het Horthy-bewind als een positief voorbeeld in de Hongaarse geschiedenis beziet.
Wat dat terugbrengen tot de staat van voor 1944 precies betekent, is overigens een interessante vraag. Duidelijk is dat Attila er aan moet geloven. Voor de oorlog stond op zijn plaats een ruiterstandbeeld van graaf Gyula Andrássy, de man die in 1867 de Habsburgse keizer Frans József in 1867 tot koning van Hongarije kroonde. Dat beeld werd na de oorlog afgebroken vanwege de Kossuthbrug, een tijdelijke voetgangersbrug over de Donau, die de door de Duitsers opgeblazen bruggen over de rivier moest vervangen. Toen de brug verdween, keerde Andrássy niet terug, en als de volksvertegenwoordigers hem echt terug willen hebben, hebben ze een probleem. Het brons van zijn beeld schijnt later namelijk gebruikt te zijn om het standbeeld van Stalin te gieten.
Károlyi |
Maar als je het plein echt in zijn vooroorlogse staat wil herstellen, stuit je toch op een paar problemen. Wat bijvoorbeeld te doen met al die monumenten die er afgelopen jaren zijn gebouwd ter herdenking van de Hongaarse opstand van 1956? Er is bijvoorbeeld een symbolisch graf voor de 75 mensen die op de derde dag van de opstand bij een demonstratie voor het parlement door (waarschijnlijk) de geheime dienst en Russische troepen werden doodgeschoten. Op de zuilen van een naburig gebouw zijn zwarte metalen bollen die de inslagen van de kogels op diezelfde dag symboliseren. En een brug met daarop een beeld van Imre Nagy, de man die de kortstondige revolutionaire regering leidde en daarvoor werd opgehangen. Een zwart blok marmer met daarop een eeuwige vlam ter nagedachtenis aan alle slachtoffers van de opstand. Blijkt die vlam straks toch niet voor eeuwig te zijn?
En dan is er nog het probleem van het Kossuth-standbeeld. Met Kossuth, de leider van de opstand van 1848, is natuurlijk helemaal niets mis. Hij is een onbetwistbare held van de Hongaarse geschiedenis, al zou het best interessant zijn om zijn mening te horen over de loop die die geschiedenis heeft genomen. Ook onder Horthy stond er een standbeeld ter zijner ere voor het parlement. Alleen: niet hetzelfde standbeeld als er nu staat. Dat werd in de vijftiger jaren geplaatst, ter vervanging van een beeld dat in de twintiger jaren neer was gezet. Het werd door het toenmalige communistische regime als 'te somber' afgedaan.
Dombovár |
Die beeldengroep moet nu weer terugkomen. Alleen, Dombovár steigert. Het stadje heeft het nieuws uit de krant moeten vernemen, zoals dat tegenwoordig in Hongarije wel vaker het geval is. En het wil zijn beeldengroep niet kwijt. "We hebben de beelden in ons hart gesloten," aldus de burgemeester, en zijn gemeenteraad was het afgelopen donderdag met hem eens. Dombovár, ook de Fidesz-gemeenteraadsleden, stemde unaniem tegen teruggave van het beeld. Misschien kunnen ze de beeldengroep die er nu op het parlementsplein staat, voor terugvragen. Al vraag je je af wat de parlementariërs eigenlijk hebben tegen de 'optimistische' versie die nu op het plein staat. De beeldhouwer, Zsigmond Kisfaludy Strobl, was per slot van rekening niet alleen bij de communisten, maar ook bij Horthy zeer populair.
Reacties