Over het spoor
Het station van Vác, 's ochtends om iets voor half acht. De trein uit Balassagyarmat is net binnen gelopen en scholieren stromen naar buiten. Ze lopen dwars over het spoor naar het stationsgebouw. Ze kunnen niet anders: een echte overgang is er niet, laat staan een tunnel onder het spoor door. En Hongaren zijn dol op de kortste weg, dus iedereen waaiert uit naar diverse gaten in de hekken rond het spoor, die uitkomen op de diverse straten rond het station.
Uit de luidsprekers klinkt een stem, een bandje, dat de reizigers meedeelt dat de intercity naar Boedapest zo meteen binnenloopt en hen waarschuwt afstand te houden van het spoor. Het is een stem die je op ieder station in Hongarije hoort, en de waarschuwing is altijd dezelfde en volkomen vergeefs. Sterker nog, de mededeling dat de trein aankomt, heeft een omgekeerd effect: sommigen werpen een blik op de drukte op het perron en besluiten, terwijl de trein met behoorlijke vaart aan komt denderen, alsnog de rails over te steken. Aan de andere kant van die rails is nog een perron, en vandaar kun je de trein ook in, via de achterdeur. De half acht intercity is de drukste trein van de dag, en als je pech hebt, moet je tot Boedapest staan. Wie zeker wil zijn van een zitplaats, stapt daarom niet op het hoofdperron, maar aan de andere kant in. En sommigen wagen daar zelfs hun leven voor.
Ik ben er inmiddels aan gewend, maar een Nederlandse stationschef zou waarschijnlijk een hartaanval krijgen op het station in Vác. Een groot deel van de dag is het er doodstil, maar twee keer per uur, rond het hele en het halve uur, verandert het in een krioelend mierennest van aankomende en vertrekkende treinen, honderden passagiers en mensen die het spoor oversteken zonder er een seconde over na te denken dat dat niet zou mogen.
En niets wijst er eerlijk gezegd op dat het niet zou mogen. Zelfs op een groot station als het Nyugati in Boedapest zie je mensen wel eens het spoor oversteken om een trein op een ander spoor te halen, zonder dat er ooit een stationschef zegt dat dat niet mag.
Een Hongaarse vriendin vertelde me laatst dat ze zich pas was gaan realiseren dat dat niet normaal is, toen ze in een kleine stad in Slowakije net over de grens, een stadje waar iedereen Hongaars spreekt, ook het spoor overstak. Wat ze nóu deed, vroeg iemand haar ontsteld. Hoezo, ik moet daarheen, zei ze verbaasd, wijzend op het stationsgebouw aan de andere kant van het spoor, waar ze heen moest. De man schudde zijn hoofd en wees haar hoe ze moest lopen: door een ondergrondse tunnel die speciaal voor dat doel was gebouwd. Dat had ze in Hongarije nog nooit gezien. Plots voelde dat stadje echt als buitenland.
Uit de luidsprekers klinkt een stem, een bandje, dat de reizigers meedeelt dat de intercity naar Boedapest zo meteen binnenloopt en hen waarschuwt afstand te houden van het spoor. Het is een stem die je op ieder station in Hongarije hoort, en de waarschuwing is altijd dezelfde en volkomen vergeefs. Sterker nog, de mededeling dat de trein aankomt, heeft een omgekeerd effect: sommigen werpen een blik op de drukte op het perron en besluiten, terwijl de trein met behoorlijke vaart aan komt denderen, alsnog de rails over te steken. Aan de andere kant van die rails is nog een perron, en vandaar kun je de trein ook in, via de achterdeur. De half acht intercity is de drukste trein van de dag, en als je pech hebt, moet je tot Boedapest staan. Wie zeker wil zijn van een zitplaats, stapt daarom niet op het hoofdperron, maar aan de andere kant in. En sommigen wagen daar zelfs hun leven voor.
Ik ben er inmiddels aan gewend, maar een Nederlandse stationschef zou waarschijnlijk een hartaanval krijgen op het station in Vác. Een groot deel van de dag is het er doodstil, maar twee keer per uur, rond het hele en het halve uur, verandert het in een krioelend mierennest van aankomende en vertrekkende treinen, honderden passagiers en mensen die het spoor oversteken zonder er een seconde over na te denken dat dat niet zou mogen.
En niets wijst er eerlijk gezegd op dat het niet zou mogen. Zelfs op een groot station als het Nyugati in Boedapest zie je mensen wel eens het spoor oversteken om een trein op een ander spoor te halen, zonder dat er ooit een stationschef zegt dat dat niet mag.
Een Hongaarse vriendin vertelde me laatst dat ze zich pas was gaan realiseren dat dat niet normaal is, toen ze in een kleine stad in Slowakije net over de grens, een stadje waar iedereen Hongaars spreekt, ook het spoor overstak. Wat ze nóu deed, vroeg iemand haar ontsteld. Hoezo, ik moet daarheen, zei ze verbaasd, wijzend op het stationsgebouw aan de andere kant van het spoor, waar ze heen moest. De man schudde zijn hoofd en wees haar hoe ze moest lopen: door een ondergrondse tunnel die speciaal voor dat doel was gebouwd. Dat had ze in Hongarije nog nooit gezien. Plots voelde dat stadje echt als buitenland.
Reacties