Worstelen met antisemitisme
Holocaust monument aan de Donau |
"Vergeleken met andere joodse gemeenschappen verkeren we in een goede positie. Maar als je de huidige situatie in Hongarije vergelijkt met die van twintig jaar geleden, gaat het duidelijk in een verkeerde richting." Péter Feldmajer, jurist en sinds 1991 afwisselend voorzitter en vicevoorzitter van de Hongaarse Vereniging van de Joodse Geloofsgemeenschap (MAZSIHISZ), wil geen paniek zaaien met verhalen over Hongarije als antisemitisch bolwerk. Maar zorgen heeft hij wel: "Het aantal gewelddadige incidenten kun je op één hand tellen, maar het antisemitisme wordt luider en virulenter."
Weinigen realiseren het zich, maar de Hongaarse joodse gemeenschap is, na Frankrijk en Engeland, in omvang de derde van Europa. Alleen in Boedapest al wonen zo’n 100.000 joden. In Duitsland wonen tegenwoordig weer ongeveer even veel joden, maar het overgrote deel daarvan zijn immigranten. Hongaarse joden hebben veelal wortels in het land die teruggaan tot de 19deeeuw of eerder.
Onder het communisme was de joodse gemeenschap een vrij onzichtbare bevolkingsgroep, want openlijke geloofsbeleving werd in die tijd sterk ontmoedigd. Maar de laatste jaren is er sprake van een sterke joodse opbloei. In de Hongaarse hoofdstad zijn 25 actieve synagogen, en op het platteland nog eens 20 tot 25. De joodse wijk met zijn rijk versierde godshuizen en een toenemend aantal koosjere winkels en restaurants behoort tot de belangrijkste toeristische attracties van Boedapest.
Antisemitisme is er zeker. Uit onderzoeken naar tolerantie in Hongarije blijkt bijvoorbeeld dat twintig procent van de Hongaren geen joodse buren wil hebben. Maar in tegenstelling tot Parijs of Antwerpen hebben de synagogen in Boedapest geen permanente bewaking nodig en is antisemitisch geweld zeldzaam.
Misschien dat het juist daarom opvalt als binnen luttele weken een vooraanstaande rabbijn op straat wordt uitgescholden, een joodse man in elkaar wordt geslagen, een Holocaustmonument wordt beklad en een parlementariër van de extremistische Jobbik zich antisemitisch uitlaat in het parlement.
Die incidenten zijn verontrustend, maar het blijven voorlopig incidenten, waarvoor de verantwoordelijkheid gezocht moet worden bij een harde kern van extreemrechts. Dat ligt anders met de groeiende conservatieve herwaardering voor het vooroorlogse Hongaarse staatshoofd admiraal Miklós Horthy, een bondgenoot van Hitler.
Horthy was geen aanhanger van Hitlers Endlösung en Hongarije gold lange tijd als een betrekkelijk veilige plaats voor joden, maar hij was wel degelijk een antisemiet. Het land kende ook voor 1944, toen onder Duitse leiding de deporaties begonnen, een reeks van antisemitische wetten. Zo mochten joden niet meer trouwen met niet-joden, en werden joodse mannen te werk gesteld in arbeidscommando’s, waar de omstandigheden vaak zo slecht waren dat duizenden het niet overleefden.
Conservatieven waarderen Horthy vooral vanwege zijn inzet om het grondgebied dat Hongarije na de Eerste Wereldoorlog kwijtraakte, terug te krijgen. Ze gaan voorbij aan zijn antisemitisme en ze ontkennen zijn verantwoordelijkheid voor de Holocaust, die in Hongarije pas begon toen de Duitsers in maart 1944 de macht grepen. In luttele maanden tijd kwamen 610.000 van de 860.000 joden in het toenmalige Hongaarse grondgebied om.
Feldmajer ziet dat anders. Voor hem is Horthy gewoon een moordenaar: “Zonder de Tweede Wereldoorlog zou hij niet meer geweest zijn dan een dictator, en niet eens een vreselijk slechte. Hongarije had in de jaren twintig en dertig een beperkt functionerende democratie. Maar de oorlog heeft alles veranderd. Horthy was medeverantwoordelijk voor de antisemitische wetgeving na 1938. Er werd in die jaren in het parlement geen wet aangenomen voordat hij zijn instemming had betoond.”
“Nadat de Duitsers de macht grepen, bleef hij als staatshoofd aan en tekende de verordeningen die de Holocaust mogelijk maakten. Mensen zeggen vaak dat Duitsers de dienst uitmaakten en dat hij niet anders kon. Maar hij had wel degelijk nog macht. Dat zie je daaraan dat hij eind juni, toen alle joden van het platteland al wegwaren, onder druk van de geallieerden de deporaties liet stopzetten. Als hij het toen kon, waarom dan niet eerder?"
Het probleem is volgens Feldmajer niet dat de huidige regering de ogen voor antisemitisme sluit. "De Holocaustherdenkingsdag en het Holocaustcentrum zijn een initiatief van de vorige regering Orbán en in het onderwijs is tegenwoordig meer aandacht voor de Holocaust dan in het verleden. En antisemitische incidenten worden door de regering altijd serieus genomen.” Deze week nog verklaarde premier Orbán in een interview dat Hongarije een zero-tolerantiebeleid gaat voeren als het om antisemitisme gaat.
“Maar het probleem is dat conservatieve politici de Hongaarse medeverantwoordelijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog ontkennen. Daardoor begrijpen ze niet wat er mis is met de recente introductie van een aantal antisemitische schrijvers in het Hongaarse schoolcurriculum, of met plannen voor een standbeeld voor de vooroorlogse bisschop Ottokár Prohászka.”
Prohászka, een christensocialist en kortstondig parlementariër, geldt als een van de belangrijkste Hongaarse theologen, mede dankzij zijn pleidooi voor kerkelijke vernieuwing en voor sociale hervormingen en herverdeling van landbouwgronden. Maar hij bepleitte vanaf 1918 ook de invoering van een numerus clausus voor joden aan de universiteit, die er in 1921 ook daadwerkelijk kwam. Hij was sterk antikapitalistisch en beschouwde joden als kapitalistische uitbuiters. Volgens hem was de Hongaarse joodse gemeenschap “een vreemde macht die Hongarije bezet en onteigent”.
Orthodoxe synagoge |
Voor conservatieve politici is het antisemitisme van de in 1927 overleden geestelijke weliswaar een smet op zijn blazoen, maar overwegen zijn verdiensten. Eenzelfde redenering geldt voor de drie antisemitische schrijvers die onlangs op de boekenlijst van de middelbare school werden gezet, hoewel twee van de drie na de Tweede Wereldoorlog veroordeeld werden wegens oorlogsmisdaden. Albert Wass werd beschuldigd van de moord op enkele joodse vrouwen, terwijl József Nyírő een groot bewonderaar was van József Goebbels en carrière maakte als journalist bij het blad van de Hongaarse fascistische pijlkruisers. In hun literaire werk is van dat antisemitisme niet vreselijk veel terug te vinden, reden waarom het ministerie van onderwijs er geen been in zag om hen op de boekenlijst te plaatsen.
Hoe Feldmajer de toekomst ziet? Hij aarzelt. "Het aantal antisemitische incidenten is hier geringer, maar in Frankrijk of België zijn de daders meestal immigranten. In Hongarije zijn Hongaren zelf verantwoordelijk. De incidenten komen voort uit ideeën die leven in de Hongaarse samenleving zelf.“
“Anderzijds hebben we een joodse gemeenschap met een sterke infrastructuur en een rijk cultureel leven. Boedapest heeft een joodse kleuterschool, diverse lagere en middelbare scholen, een joodse universiteit. We hebben jaarlijks een goed bezocht joods cultureel zomerfestival. De Hongaarse joodse gemeenschap is een traditionele gemeenschap die in diep Hongarije geworteld is. Ik ben geen helderziende, maar ik geloof echt dat we ondanks alle schaduwen een goede toekomst hebben in Hongarije."
Reacties