Partijleden eerst
Zoltán Toth in zijn buurtwinkeltje |
Maar sinds 1 juli mogen de Tóths geen sigaretten meer verkopen. Dat voorrecht is voorbehouden aan rond 5300 nieuwe staatstabakswinkels. 40.000 kleine Hongaarse winkeliers raakten daardoor in één klap een essentieel deel van hun assortiment kwijt. “Ik voel me als mijn grootvader toen de communisten zijn land en koeien hadden gestolen,” zegt Zoltán.
Het is een ramp voor de Tóths, want ze leven van hun winkeltje sinds zijn vrouw haar baan moest opgeven toen hun achtjarige autistische zoon leukemie kreeg. Ze dongen mee naar de vergunning voor een staatstabakswinkel en hadden goede hoop. Maar connecties met regeringspartij Fidesz bleken belangrijker dat gezinsomstandigheden of ervaring met sigarettenverkoop. Zo kreeg de zuster van de Szekszárdse Fidesz-burgemeester István Horváth een winkel, gemeenteraadslid Lajos Fajzi kreeg er twee en zijn broer maar liefst drie.
IJverig spitwerk van Hongaarse media levert overal hetzelfde beeld op: lijsten met lokale Fidesz-politici of hun familie die tabakswinkels in de wacht sleepten. Ook kregen werknemers en zakenrelaties van enkele regeringsgezinde grote ondernemingen honderden licenties. Premier Orbán ziet geen enkel probleem. “We kunnen onze aanhangers niet de rug toekeren alleen om te voorkomen dat ze politiek aangevallen worden,” zei hij in een radio-interview over de verdeling van de tabakswinkels.
Trouwe partijgenoten worden niet alleen met winkellicenties beloond. De pachtcontracten van 40.000 hectare staatslandbouwgrond, die in theorie naar kleine lokale boeren hadden moeten gaan, kwamen grotendeels terecht bij naar regeringsgetrouwen. Een daarvan is Lőrinc Mészáros, burgemeester van het dorpje Felcsút waar premier Orbán opgroeide. Volgens oud-staatssecretaris van landbouw József Ángyán, die onlangs uit Fidesz stapte, kregen Mészáros, een voormalige gasfitter, en diens familie op meerdere plaatsen in het land ruim zeven procent van de totale 40.000 hectare pachtgrond toegewezen. En niet te vergeten tien tabakslicenties.
Hoewel de Hongaarse bouw diep in het slop zit, kan een bedrijf zich beroemen op constante groei: bouwgigant Közgép zag zijn winst in drie jaar tijd verdrievoudigen naar een dikke 11 miljoen euro. Geen wonder, want vrijwel alle grote bouwprojecten van de staat en veel gemeenten worden door dat bedrijf gewonnen.
De grote man achter Közgép, Lajos Simicska, was ooit financieel topman van Fidesz. Onder de vorige regering Orbán was hij hoofd van de belastingdienst. Door velen wordt Simicska, een man die nooit in de openbaarheid treedt, gezien als de macht achter de macht. Ex-werknemers van het bedrijf bekleden topfuncties bij onder meer ministeries en de belastingdienst.
Volgens een onderzoek van de internationale anticorruptie-organisatie Transparency meent 61 procent van de Hongaren dat de corruptie de laatste twee jaar is toegenomen, en dat het met name in regeringskringen een probleem is. Acht van de tien Hongaren menen dat een paar grote bedrijven belangrijke invloed hebben op regeringsbesluiten. Slecht één procent vindt corruptie in de publieke sector geen probleem.
Het is wat TI zelf omschrijft als state capture: een versmelting van de politieke en de economische elite als gevolg van gebrekkige controle. Volgens TI geeft de tweederde meerderheid van Fidesz de partij zo’n grote greep op controleorganen zoals de Rekenkamer, het juridisch systeem en de media, dat die hun werk niet meer naar behoren kunnen doen.
Ook is het Hongaarse wetgevingsproces totaal ondoorzichtig geworden, omdat wetten zonder debat, vaak binnen enkele uren, worden aangenomen. “Het is duidelijk tijd om wakker te worden en het hele duistere beeld van Hongarije’s corruptie onder ogenschouw te nemen,” aldus Transparency.
Reacties