Barsten in Orbáns macht
De Poolse steun voor Orbán is voorbij |
Met één zetel minder heeft de Hongaarse regeringspartij Fidesz nog steeds een meer dan comfortabele meerderheid in het parlement. Het verlies van de parlementaire tweederde meerderheid bij tussentijdse verkiezingen in Veszprém heeft vooral symbolisch betekenis. Een week geleden leek een overwinning voor Fidesz vrijwel zeker. Toch ging de beslissende zetel naar een onafhankelijke kandidaat die gesteund werd door de gezamenlijke linkse oppositie. Het is niet het enige teken dat er iets knaagt in de regeringspartij.
Een half jaar geleden leek premier Viktor Orbán nog onwankelbaar op zijn troon te zitten. In april 2014 jaar kreeg Fidesz bij landelijke verkiezingen ruim 43,5 procent van de stemmen achter zich (en zelfs meer dan 45 procent, als je de Hongaren uit de buurlanden meerekent die ook mochten stemmen). De linkse oppositie volgde op afstand met 26 procent. De lokale verkiezingen afgelopen najaar werden een ware slachting voor de oppositiepartijen.
Sindsdien lijkt Orbán zijn ijzeren greep te verliezen. In oktober vorig jaar moest hij onder druk van massale demonstraties een belasting op internetgebruik intrekken. Daarna verloor Fidesz bij een reeks tussentijdse verkiezingen niet alleen in Veszprém, maar ook eerder in Boedapest en bij burgemeestersverkiezingen in Ózd en Mezőtúr. Volgens opiniepeilingen is Fidesz nog steeds de grootste partij, maar iedere maand weer een beetje minder populair.
Fidesz-politici reageerden in het openbaar maandag luchtig op het verlies in Veszprém. Maar de stad geldt als echt Fideszbolwerk, waar de partij twintig jaar lang fluitend alle verkiezingen won. De conservatieve krant Magyar Nemzet meende dan ook: “De regeringspartij heeft in Veszprém meer verloren dan haar tweederde meerderheid”.
Intern werd daar in Fidesz duidelijk ook zo over gedacht. Het partijbestuur kwam maandag dan ook in spoedberaad bijeen. Daar bleken de meningen verdeeld. Tibor Navracsics (nota bene de man wiens zetel in Veszprém vrij was gekomen omdat hij eurocommissaris is geworden) meent dat de koers om moet. Anderen zien de tussentijdse verkiezing als niet meer dan een klein schokje in een verder soepel lopende machine.
Maar die schokjes doen zich steeds vaker voor. Zelfs uit het gesloten bolwerk dat Fidesz tot nu toe was, klinkt tegenwoordig af en toe kritiek, ook van prominente leden. Vicevoorzitter Zoltán Pokorni haalde eind vorig jaar uit naar de protserige levensstijl van bijvoorbeeld János Lázár, topman van Orbáns bureau. Pokorni kreeg daarbij steun van parlementsvoorzitter László Kövér.
Enkele weken geleden brak Lajos Simicska, kamergenoot van Orbán op de universiteit en eigenaar van het media-imperium achter Fidesz, met zijn oude vriend. Als reden noemde hij onder meer Orbans goede relatie met Putin. “Ik ben opgegroeid toen de Sovjets nog hier waren en ik heb daar geen goede herinneringen aan. En eerlijk gezegd zie ik niet veel verschil tussen de toenmalige Sovjets en het gedrag van de huidige Russische politici.”
Voormalige staatssecretaris en Fidesz-lid Zoltán Illés bekritiseerde deze week bij de zender ATV niet alleen het besluit om met Russische steun de kerncentrale in Paks te vernieuwen, maar noemde het hele regeringsbeleid "niet gebaseerd op waarden, maar alleen maar gericht op het vergaren en behouden van macht". Volgens hem is het noodzakelijk dat Orbán aftreedt en er nog voor de volgende verkiezingen een zakenkabinet met vakmensen de regering over neemt. De kans erop lijkt voorlopig nog niet erg groot, maar dat zulke geluiden klinken uit Orbáns eigen achterban, is opmerkelijk.
Ook buiten eigen land raakt Orbán vrienden kwijt. Afgelopen week werd hij bij een bezoek aan Polen vanwege zijn relaties met Rusland zeer koel ontvangen door premier Ewa Kopacz. President Jarosław Kaczyński weigerde zelfs om hem te zien.
Vooral die afwijzing moet hard aan zijn gekomen, want Kaczyński was tot nu toe een belangrijke steunpilaar. Iedere keer als in Hongarije een pro-regeringsdemonstratie werd gehouden, stuurde de Poolse politicus bussen vol met honderden tot enkele duizenden Polen die met veel vaandelgezwaai hun solidariteit kwamen betuigen.Voor de meeste kiezers spelen overigens andere zaken, zoals de toenemende beschuldigingen van corruptie en hun eigen levensomstandigheden. Haast een derde van de Hongaren leeft in op de rand van armoede. Sinds 2012 zijn zo’n 350.000 mensen naar het buitenland vertrokken omdat ze thuis geen toekomst zagen.
Orbáns dalende populariteit is trouwens niet automatisch goed nieuws voor links. Veel mensen hebben slechte herinneringen aan de socialistische regering van premier Ferenc Gyurcsány. Bovendien zijn de oppositiepartijen hopeloos verdeeld en daardoor nauwelijks een alternatief.
Bij burgemeestersverkiezingen in Mezőtúr begin februari won een rechtsextremist die op Facebook openlijk had opgeroepen om op zigeuners te schieten. Ook in Ózd won eerder een kandidaat van de extremistische Jobbik. De extremistische ideologie speelt daarbij voor kiezers vaak nauwelijks een rol. “Ik heb geen computer, dus Facebook zie ik niet. Ze hebben nog nooit geregeerd, dus maar eens kijken wat zij ervan maken, ” aldus een man uit Mezőtúr op tv.
Reacties