Hoe donkere mannen welkome gasten werden
Welkom in Nickelsdorf |
Bij het station is een soort markt van hulpgoederen ingericht. Keurig liggen kinderkleertjes bij kinderkleertjes, schoenen bij schoenen, toiletartikelen bij toiletartikelen. Er is zelfs een fruitstalletje. Het enige verschil met een echte markt is dat alles gratis is. Het zijn allemaal giften van Oostenrijkse burgers.
De vriendelijkheid van de Nickelsdorfers is opmerkelijk, want nog geen anderhalve week eerder was de stemming in het dorp bepaald anders. Vluchtelingen waren ook toen het thema van de dag. Maar iedereen was vooral bezorgd over berichten in de krant en op tv dat er duizenden vluchtelingen via Hongarije op weg naar Oostenrijk waren.
De eigenaresse van restaurant Der Dorfswirt, pal naast het station, vertelde gasten dat ze kort daarvoor de politie had gebeld, omdat er 's avonds 'donkere mannen' door het dorp hadden gelopen. Gertraud Breuer, die toeristenkamers verhuurt, vertelde eenzelfde verhaal. Volgens haar waren mensen bang om 's avonds te fietsen, want voor zo'n passerende vluchteling was een fiets natuurlijk perfect vervoer.
In Das Gisi, een ander pension in het dorp, waren sinds een maand 25 vluchtelingen gehuisvest. Deels goed opgeleide mensen, zoals een arts en een account, maar "het wordt me in het dorp niet in dank afgenomen," aldus eigenaresse Marianne Falb. Gertraud Breuer vond het inderdaad maar niets. Moslims zijn toch een hele andere cultuur, die hoorden niet in Nickelsdorf thuis. En waarom deed Saoedi-Arabie niets voor hen? Iets makkelijker te verteren vond ze het initiatief van de lokale kerk, die bezig was ruimte vrij te maken voor een Syrische christelijke familie. Dat paste beter in het dorp. Alleen, de familie die er moest komen wonen, was nog niet gevonden.
Mevrouw Breuer is een hele aardige, hartelijke vrouw, en haar vrees was oprecht. Buitenlanders op zich waren niet echt het probleem, ze krijgt in haar pension allerlei mensen over de vloer en ze heeft Slowaken en Hongaren in dienst. Maar net als meeste van de andere 1600 inwoners van Nickelsdorf zag ze de nieuwe tijden met angst en beven tegemoet.
Dik een week later zit ik weer bij haar aan de keukentafel. Een grote tv beheerst de ruimte, en ze mist geen enkele nieuwsuitzending. Een week lang heeft ze de beelden voorbij zien komen uit Hongarije, van vluchtelingen die bivakkeren op het Keletistation in Boedapest en die vastzitten in een trein. En van een dood driejarig kind, aangespoeld op een strand. De Oostenrijkse media die een week eerder alleen maar negatief waren, zijn plotseling vol compassie. En al dat nieuws heeft ook met haar iets gedaan.
En ze begrijpt iets niet: "Wij hebben hier in het grensgebied in 1956 iets van 250.000 Hongaarse vluchtelingen voorbij zien komen. En in 1968 nog eens honderdduizenden uit Tsjechoslowakije Dat waren echt niet allemaal mensen die een politieke reden hadden om te vluchten, heel wat mensen wilden gewoon de kans op een beter leven, maar ze zijn allemaal liefdevol opgevangen, terwijl wijzelf ook niets hadden. Wij hadden in 1956 een aangestampte aarden vloer hier in de boerderij. Een Hongaarse vluchteling kwam aanzetten met chocolade die hij van een Zwitserse hulporganisatie had gekregen. Ik had nog nooit chocolade gezien. Hoe kan een land dat zelf heeft mee gemaakt hoe anderen hebben geholpen, zo met andere mensen omgaan?"
Ze vindt nog steeds dat Saoedi-Arabie en de golfstaten wat zouden moeten doen. Dat zijn toch moslims, daar zouden 'die mensen' zich toch veel meer thuis voelen? Maar ze is plotseling ook nieuwsgierig naar ' die mensen' . Ze hoort ervan op dat veel vluchtelingen weliswaar moslim zijn, maar niet hetzelfde soort moslim als in Saoedi-Arabie. Dat er binnen de islam verschillen zijn en dat soennieten en sjiiieten net zo vijandig tegenover elkaar staan als katholieken en protestanten in de 16de eeuw, toen ketters op de brandstapel terechtkwamen, is totaal nieuw voor haar.
Dat de vluchtelingen die in Das Gisi verblijven, geen ongeschoolde mensen zijn, en dat die mensen bezig zijn Duits te leren, hoort ze ook voor het eerst, maar ze vindt het goed om te horen. Misschien zijn ze toch minder eng dan ze tot nu toe heeft gedacht.
Alleen, ze moeten wel leren fietsen. Nu fietsen ze vaak zonder licht en ze zwaaien bovendien van de ene kant naar de andere. Een gevaar voor henzelf en anderen. Ze zijn vreemd, dat blijft staan. Maar het zijn inmiddels wel vreemden waarmee ze mededogen mee kan hebben.
Reacties