Roemeense vreugde en Hongaars verdriet. Een tweeluik, deel 1
De kathedraal, vier weken voor de wijding |
Roemeense vreugde
Op 1 december was het honderd jaar geleden dat het Hongaarse Transsylvanië Roemeens werd. In Boekarest werd dat gevierd met de wijding van een orthodoxe kathedraal en grootscheepse feestelijkheden op de Dag van de Roemeense Eenheid. Hongarije bereidt zich intussen voor op de herdenking van het Verdrag van Trianon, waarmee het land in 1920 definitief twee derde van zijn grondgebied verloor, waaronder datzelfde Transsylvanië. In het eerste deel: Roemeense vreugde.Aan de rand van een immense bouwpunt staat de nieuwe Nationale Kathedraal in de steigers. Rondom zijn een tiental kranen en honderden bouwvakkers druk aan het werk. Even verderop wachten de dakkoepels op plaatsing. “Bijna klaar,” zegt Aurelian Iftimiu, hoofdredacteur van Basilica, informatieorgaan van het Roemeense orthodoxe patriarchaat, op de vraag hoe ver de bouw gevorderd is.
Dat mag ook wel, want het is vier weken voor 25 november, de dag dat de kathedraal officieel wordt
gewijd. Maar bijna klaar? Iftimiu geeft toe dat het nog wel vijf jaar kan duren voor de deur voor gelovigen opengaat. Maar klaar of niet klaar, dit jubileumjaar kan moeilijk voorbij gaan zonder wijding van de Kathedraal van de Redding van het Volk.
Die naam heeft betrekking op het einde van de Eerste Wereldoorlog, toen het huidige Roemenië gestalte kreeg. Als een van de overwinnaars wist het tot dan toe onbetekenende Balkanland zijn grondgebied fors uit te breiden. Niet alleen het Hongaarse Transsylvanië, ook Boekovina, de Banaat en het huidige Moldavië werden deel van het in 1881 ontstane Roemeense koninkrijk.
Een waar wonder, want een half jaar eerder dreigde het land juist volkomen te worden weggevaagd. De Roemenen waren in 1916 met weinig succes aan geallieerde zijde de oorlog ingegaan. In maart 1918 dwong Oostenrijk-Hongarije Roemenië er nog toe grote gebieden af te staan. “De koning vluchtte uit angst voor een revolutie en
feitelijk hadden we geen onafhankelijk staat meer ,” zegt historica Cristina Paiusan Nuica van het Nationaal Museum in Boekarest.
Het tijd keerde toen de Asmogendheden – Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Turkije – op 11 november 1918 definitief de strijd opgaven. Zeventien dagen later sloot Boekovina zich bij Roemenië aan. Op 1 december stemden afgevaardigden uit alle delen van Transsylvanië in Alba Julia unaniem ook voor aansluiting.
Zo staat het tenminste in de schoolboekjes. Iftimiu begrijpt dan ook absoluut niet waarom bijvoorbeeld de leidende Transsylvaans-Hongaarse politicus Hunor Kelemen niet wil deelnemen aan de nationale festiviteiten: “Als ze toen kozen voor aansluiting, moeten ze toch gewoon meedoen?” Dat Hongaren de aansluiting van Transsylvanië destijds als bezetting zagen, is echt nieuw voor hem.
Roemeense schoolboekjes verzwijgen namelijk een essentieel detail. Nuica: “In Alba Julia waren alleen Transsylvaanse Roemenen aanwezig. Hongaren namen helemaal niet deel aan de stemming”. Die Hongaren, iets minder dan een derde van de totale bevolking, vroegen om regionale autonomie, maar dat werd geweigerd: “In plaats daarvan kregen ze de optie om naar Hongarije te gaan. Dat gebeurde massaal.”
Maar voor de Roemenen luidde 1 december 1918 het einde in van een dramatische periode van oorlog, honger en tyfusepidemieën en het begin van nationale eenheid. “In plaats van te verdwijnen werden we in een klap een middelgroot Europees land. Het is logisch dat dat groots gevierd wordt. Maar historisch betekent een overwinning van de één natuurlijk altijd verlies voor anderen” zegt Nuica.
Het plan om die overwinning te bekronen met de bouw van een kathedraal voor de redding van het volk stamt al van voor de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen de naam, ook de standplaats maakt duidelijk dat dit gebouw een andere betekenis heeft dan alle andere kerken in het land. Het staat pal naast het Roemeense parlement, dat gevestigd is in het immense paleis dat de dictator communistische Ceausescu ooit liet bouwen.
Straat van de Eenheid, met aan het einde het paleis |
Dat klopt, zegt Toma Patrascu van de Vereniging van Seculiere Humanisten: “De orthodoxe kerk ziet zichzelf als Roemeense nationale kerk. Dat blijkt niet alleen uit de naam en plaats van de kathedraal, maar ook uit haar politieke rol, zoals het initiatief voor het referendum tegen homohuwelijken.”
Dat dat referendum ondanks alle inspanningen van lokale priesters mislukte, illustreert dat de kerk haar maatschappelijke invloed overschat, maar dat stelt Patrascu niet per se gerust. “Ik vrees dat ze daaruit de conclusie trekt dat ze zich juist meer, niet minder in de nationale politiek moet mengen.” En net als in de jaren dertig speelt de kerk daarbij volgens hem in op het Roemeense nationalisme. “Ze zijn tegen vernieuwingen, anti-westers, anti-Navo en pro-Russisch.”
Maar voor Iftimiu spreekt het vanzelf de orthodoxe kerk een politieke rol speelt en dat de staat de kathedraal financiert. Per slot van rekening vertegenwoordigt ze volgens de laatste volkstelling zo’n 88 procent van de bevolking.
Dat de nieuwe kathedraal te duur en te groot wordt, vindt hij onzin. Het is juist mooi als het gebouw straks kan wedijveren met de orthodoxe kathedraal in Belgrado, de grootste ter wereld. En hoewel aan de bouw een forse discussie over de standplaats voorafging, is de plek volgens hem niet meer dan een praktische keuze: “Toen Ceausescu zijn paleis bouwde, zijn vijf kerken gesloopt. Die grond is gewoon eigendom van de orthodoxe kerk.”
Lees hier deel 2
Als u deze blog waardeert en dat wilt laten blijken met een bijdrage, vind ik dat uiteraard heel prettig. Alleen met uw steun kan onafhankelijke journalistiek in stand blijven.
Reacties