De jonge en de oude Orbán
Mede-Fideszoprichter Péter Molnár |
Molnár heeft vaker een probleem met tijd. Behalve als hij optreedt in een poëzieslam, een dichtwedstrijd waarbij de deelnemers binnen een vastgestelde tijd zelfgeschreven gedichten voordragen. Dan houdt Molnár, die vorig jaar het Europese Europese kampioenschap won, de klok nauwlettend in de gaten.
Dan komt hij gehaast binnen. "Dertig seconden," roept hij, het worden een paar minuten. Deze avond draagt hijzelf niet voor, maar presenteert hij andere dichters. De deelnemers aan de wedstrijd, die vijf minuten de tijd hebben om hun zelfgemaakte tekst voor te dragen, zijn overwegend jong. Het thema van de avond: democratie, of eerder de democratische tekortkomingen van Hongarije.
Het is ook het thema van Molnárs leven, eigenlijk. Eind jaren tachtig geleden stond hij samen met Viktor Orbán en een aantal andere studenten aan de wieg van de Jonge Democratische Vereniging, kortweg Fidesz. Ze wilden een antwoord zijn op de communistische jeugdbeweging en zetten zich in voor de democratisering van hun land.
In 1990 won Fidesz 22 zetels in het parlement en samen met Orbán belandde Molnár in de parlementsbankjes. De jonge parlementariërs hadden lak aan traditie en deelden er vrolijk sinaasappels uit, hun partijsymbool dat de draak stak met de agrarische aspiraties van de communisten, die ooit geprobeerd hadden in Hongarije citrusfruit aan te planten. Oranje is nog steeds de kleur van de partij.
Maar in 1993 splitsten hun wegen. Op het partijcongres dat jaar kreeg Fidesz voor het eerst een voorzitter, Viktor Orbán, en schafte de leeftijdsgrens af zodat iedereen lid kon worden. Toen de partije een jaar later de verkiezingen verloor, liet ze het liberalisme vallen en koos voor een conservatieve lijn. Sindsdien zijn Orbán en Fidesz steeds verder naar rechts opgeschoven.
"Macht bleek uiteindelijk boven morele waarden te gaan,' constateert Molnár, die na het congres van 1993 samen met een aantal andere medeoprichters uit partij en parlement stapte. Wat uiteindelijk overbleef, heeft zijns inziens niets met de oorspronkelijke Fidesz-idealen te maken. Daarom noemt hij de huidige regeringspartij ook nooit Fidesz, maar 'Opvolgpartij'.
In de jaren daarna ging Molnár naar de VS, waar hij uiteindelijk op het onderwerp hatespeech promoveerde. Hij schreef er een boek over en doceert er tegenwoordig over aan de Centraal-Europese Universiteit (CEU), de door Georg Soros opgerichte onderwijsinstelling die Orbán het afgelopen jaar ondanks nationale en internationale protesten het werken in Hongarije onmogelijk heeft gemaakt.
Mede vanwege die CEU, maar zeker niet alleen daarom, staat Molnár decennia na de oprichting van Fidesz weer op de barricade, steevast gekleed in een trui of t-shirts met de tekst 'Dissent in patriotic', meningsverschil is vaderlandslievend. Het is zijn antwoord op Fidesz-politici die kritiek op het regeringsbeleid gelijkstellen aan landverraad. Af en toe spreekt hij anti-regeringsdemonstraties toe. Daarnaast presenteert hij een keer in de twee weken een programma op Tilos Rádió, een kleine, alternatieve zender die in 1993 als illegale piratenzender ontstond.
Maar vooral verwoordt hij zijn mening over de ontwikkelingen van de afgelopen decennia in slam-poëzie, een kunstvorm die in Hongarije op grote populariteit kan rekenen, vertelt hij. "Nergens in Europa zijn zoveel mensen die meedoen aan slampoëzie-wedstrijden als hier." De westrijden bieden volgens hem de vrijheid om te spreken die mensen elders vaak niet meer voelen.
Voor Molnár zelf waren optreden en toneel altijd al een passie. Ooit speelde hij samen met Orbán in een stuk van de Duitse toneelschrijven toneelschrijver Peter Weiss. Op de CEU organiseert hij 'hatespeechmonologen', waarin studenten op toneel vertellen over onverdraagzaamheid in hun eigen land en cultuur. Normaal spreekt hij langzaam, haast aarzelend. Maar als de tijdklok aangaat die bij slam-poëzie de minuten aftelt, staat er een andere man. Dan versnellen zijn gebaren en vuurt hij zijn woorden in staccato af. "Iemand zei ooit dat ik eigenlijk een podium in mijn rugzak zou moeten stoppen", glimlacht hij.
Voor het Europese kampioenschap verhaalde hij in een ciclus van drie gedichten de ontwikkeling van Fidesz, de organisatie van jonge, liberale idealisten die droomden over de val van het communistische regiem en de democratische staat die daarna zou ontstaan en die geen echte leider kozen, omdat niemand meer macht moest hebben dan de ander, en van de Opvolgpartij.
Hij vertelt erin het verhaal van de Fidesz-oprichters, in oorsprong een hechte vriendenclub die elkaar leerde kennen op het Bibó-college, een kruising tussen studentenhuisvesting en faculteitsinstituut die verbonden was aan de juridische faculteit in Boedapest. Binnen het communistisch systeem vormde het college een vrijplaats voor open discussies en debat.
"Ik kwam uit Boedapest, dus ik woonde er niet, maar ik had op zeker moment wel een kamer vanwege mijn bestuursfunctie in het college. Daar stond een extra bed, en Viktor (Orbán), die tegen die tijd met zijn vrouw naar het platteland verhuisd was, bleef daar af en toe slapen," zegt Molnár. De gesprekken die ze op zulke momenten hadden, komen terug een passage waarin hij zich 's nachts afvraagt wat er zou gebeuren als in een democratie iemand teveel macht krijgt, en Orbán hem vanuit het andere bed antwoordt dat zo iemand hem dan op zijn weg zou vinden. "We hadden het erover dat we een democratie wilden waarover de hele wereld 'wow' zou zeggen. Dat zegt de hele wereld nu ook, alleen niet op de manier die we toen in ons hoofd hadden,' constateert hij.
Er is veel filmmateriaal uit die dagen, van persconferenties, openbare debatten en interviews. De Molnár van toen lijkt op de man nu: smal, op het eerste gezicht wat verlegen en met licht gebogen schouders. In de jonge Orbán is de man van vandaag moeilijker te herkennen. Dat komt niet alleen omdat hij vele kilo's is aangekomen en tegenwoordig een permanente frons tussen zijn wenkbrauwen heeft, maar ook omdat hij destijds in het openbaar over zijn zwaktes durfde te praten en de droom had een goede universitair docent te worden.
Maar ook toen nam hij al vaak het woord. Hij was aanwezig, erkent Molnár, maar anderen spraken ook. Dat Orbán zich tot zo'n autoritair leider zou ontwikkelen, heeft hij echt niet zien aankomen. "Hij was gedreven en hardwerkend en hij had leiderscapaciteiten, zeker. Maar het was gewoon een aardige jongen en hij had duidelijk zin voor humor.
Niet dat hij Orbán een monster wil noemen. Dat gebeurt volgens hem al teveel. Met al zijn kritiek op de premier heeft Molnár ook kritek op de wijze waarop anderen hem aanpakken. "Viktor een dictator noemen gaat me nog steeds echt te ver. Hij wordt vaak vergeleken met Putin en Erdogan, maar die regiems zijn veel harder. Dat Hongarije in de EU zit, maakt daarbij zeker een verschil."
"Maar je kunt mensen niet bekritiseren vanwege potentiële toekomstige ontwikkelingen. Dat gebeurt in het geval van Orbán vaak wel. Ik wil hem niet verdedigen, maar ik kan me indenken dat hij zich door sommige kritiek oprecht beledigd voelt, en hem kennende wil hij dan juist zijn gelijk halen." Ook het feit dat er historisch altijd op Centraal-Europa neergekeken is, speelt een rol in Orbáns reacties, zegt hiij: "Hem bekritiseren zonder met zulke gevoelens rekening te houden, heeft een prijs die heel Centraal-Europa nu betaalt."
Reacties