Conservatief tegen Orbán
Orbán en Jeszenszky in 2002 |
Een misvatting, meent hij inmiddels. De corruptie en machtsmisbruik, Orbáns greep op de Hongaarse pers, zijn vriendschap met Putin: als een van de prominentste politici uit de eerste post-communistische Hongaarse regering ziet Jeszenszky het tegenwoordig als morele plicht zich over ontwikkelingen uit te spreken: “Andere mensen zijn vanwege werk of familie niet in die positie.” Bij de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar oktober steunde hij de oppositie.
Ook in 2010 had Jeszenszky wel twijfels: “Nadat Orbán in 2002 als premier verslagen was, zei hij openlijk dat hij alles zou doen om nooit meer te verliezen als hij weer aan de macht kwam. Zijn omgang met oppositieleden was ook toen al niet plezierig. Maar eerlijk gezegd: ik had mijn eigen slechte herinneringen aan sommige van die mensen en vond wel een beetje dat ze het verdienden.”
In 2008, twee jaar voor Orbán aan de macht kwam, werd Hongarije zwaar getroffen door de financiële crisis. Het land werd geplaagd door werkloosheid, politieke onrust en corruptieschandalen. “Het was niet het moment om een conservatieve oppositiekandidaat te bekritiseren,” zegt Jeszenszky. En de burgerlijke samenleving en nationale eenheid die Orbán propageerde, klonken zeer attractief.
“Hij is geen geweldige spreker, hij leest zijn toespraken meestal voor, maar hij kan toch heel overtuigend zijn. Hij beloofde rust en verandering en hij zou de corruptie aanpakken. Er ging zelfs het verhaal dat Fidesz juist in eigen kring als eerste orde wilde scheppen. In plaats daarvan nam de corruptie alleen toe en is die direct verbonden met Orbáns familie en medestanders.”
“Hij heeft zijn parlementaire tweederde meerderheid destijds misbruikt om een nieuwe grondwet, een nieuwe mediawet en een nieuwe kieswet in te voeren die er samen voor moeten zorgen dat hij daadwerkelijk aan de macht blijft.” Jeszenszky betwijfelt inmiddels zelfs of Orbán bereid is zijn macht op te geven, mocht hij ondanks alles verliezen.
“Dat is ook een reden waarom veel mensen zelfs geen poging tot oppositie doen. Het is een beetje als onder het communisme. De meesten gingen er vanuit dat ze hun hele leven onder dat systeem zouden leven. Dus pasten ze zich aan en werden lid van de partij om carrière te kunnen maken. Dat zie je nu ook. Talentvolle jonge mensen gaan weg of sluiten zich aan bij Fidesz en maken daar carrière.”
Ondanks zijn groeiende twijfels aanvaardde Jeszenszky in 2011 nog een benoeming tot ambassadeur in Noorwegen. Hij was enthousiast over die post, omdat hij dat land als voorbeeld voor Hongarije ziet. Dat de regering niet zo lang daarna een conflict met Oslo aanging, was voor hem dan ook het keerpunt. Hij nam ontslag, al bleef hij aanvankelijk terughoudend in zijn kritiek.
“Ik vind vreselijk om mijn regering te bekritiseren. Ik heb ook als oppositielid altijd geprobeerd om goede dingen te zeggen over mijn land, hoewel ik kritisch was over alle socialistische regeringen na 1994. Maar ik had nooit gedacht dat ik veel kritischer zou moeten zijn over Orbán.”
“Als klein land hebben we vrienden nodig, maar Orbán heeft conflicten gehad met democratische landen als Noorwegen, Nederland, Zweden en recent Finland. Gelijktijdig versterkt hij de banden met autoritaire regiems als Rusland, Turkije en China.”
Dat mensen dat accepteren komt volgens Jeszenszky omdat verworvenheden al snel vanzelfsprekend zijn: “De vrijheid en de democratie die we in 1990 kregen, zijn zoiets als lucht: je merkt ze pas als er een gebrek aan is. Maar wat de meeste Hongaren destijds vooral verwachtten, was welvaart en daarin zijn ze teleurgesteld. We hebben het duidelijk beter dan we het gehad zouden hebben als het communisme niet verdwenen was. Kijk naar het aantal auto’s in Boedapest. Het communistisch systeem stond economisch op instorten. Maar we hebben het niet zo goed gekregen als mensen hadden gehoopt.”
Zijn aanhoudende populariteit dankt Orbán mede daaraan dat veel mensen het gevoel hebben die zijn verkiezingsbeloften van 2010 wel heeft waargemaakt. Per slot van rekening: de economie groeit, de welvaart van de middenklasse stijgt en de werkloosheid is vrijwel verdwenen.
Alleen, zegt Jeszenszky, is dat niet aan het regeringsbeleid te danken, maar aan de EU-subsidies en de miljarden euro’s die Hongaren in het buitenland jaarlijks naar huis sturen. Ook de daling van de werkloosheid komt vooral omdat een half miljoen Hongaren elders in Europa werken en thuis dus geen baan zoeken.
“Wat de propaganda verhult en de gewone Hongaar niet ziet, maar economen wel, is dat Hongarije zijn positie als voorhoedeland is kwijtgeraakt. We golden jarenlang als voorbeeld in de regio.”
“Inmiddels blijven we niet alleen materieel, maar op het gebied van persvrijheid en democratie achter bij een land als Slowakije. Ook Polen en de Baltische staten doen het economisch beter en zelfs Roemenië trekt bij. Daar ben ik niet jaloers op, ik gun het hun, maar ik vind het wel erg jammer voor ons.”
Reacties