Aandeelhouderskapitalisme sloopt sociaal ondernemerschap
121 van 's werelds superrijken pleitten onlangs in een open brief voor belastinghervormingen die de „extreme, destabiliserende ongelijkheid” in de wereld moeten tegengaan. „Veel van ‘s werelds grote bedrijven maken misbruik van belastingparadijzen, sommigen betalen helemaal geen belasting. Het ontwijken en ontduiken van belastingen heeft wereldwijd epidemische proporties bereikt”, aldus de brief.
Eerder kondigden de CEO's van 181 grote Amerikaanse bedrijven al aan dat ze minder willen focussen op winst en aandeelhouders en meer op hun rol in de samenleving. Ze gaan meer investeren in hun werknemers, het milieu en de gemeenschappen waar ze gevestigd zijn.
Dat soort initiatieven klinken revolutionair in tijden dat social corporate responsibility voor veel bedrijven vooral een zoveelste methode lijkt te zijn om onder belastingen uit te komen en de winst voor aandeelhouders te verhogen. Maar eind 19de, begin 20ste eeuw zagen heel wat ondernemers in Nederland en elders voor zichzelf een maatschappelijke taak weggelegd.
Batadorp in Best, Philipsdorp in Eindhoven, Storks Tuindorp 't Lansink in Hengelo zijn er nog steeds de zichtbare getuigen van. Al die wijken werden gebouwd door bedrijven die hun werknemers goed wilden huisvesten in een tijd dat de meeste arbeidersgezinnen in erbarmelijke eenkamerwoningen zonder enige voorziening woonden. De wijken waren groen, de huizen naar verhouding ruim en voorzien van nieuwe luxes als stromend water en elektriciteit.
Geheel onbaatzuchtig was het niet. Philips wilde arbeidskrachten lokken die in Eindhoven niet voor handen waren. Dat gold net zozeer voor de tuindorpen van schoenenproducent Bata en machinebouwer Stork.
Maar de ondernemers zetten zich ook in voor andere zaken die de overheid nog grotendeels liet liggen: ze bouwden scholen, gezondheidscentra, groenvoorzieningen, sportfaciliteiten en clubhuizen. Eindhoven dankt onder meer voetbalclub PSV, een ziekenhuis en een park aan Philips.
Drogisterijketen Etos begon zijn bestaan als coöperatieve verbruikersverening met een eigen bakkerij, kruidenier, slagerij en zelfs een benzinepomp, opgericht door Philips om te zorgen dat de winkelprijzen in Eindhoven betaalbaar bleven.
"Als je goed bent voor de arbeiders, zijn ze goed voor jou," meende Anton Philips, over wie het verhaal gaat dat hij samen met de socialisten affiches plakte voor de oprichting van een openbare en daarom door de kerk verafschuwde HBS. Het bedrijf hechtte aan sowieso aan onderwijs. Menig Eindhovens kind kon nog lang na de Tweede Wereldoorlog gaan studeren dankzij een studiebeurs van het bedrijf. En die studie hoefde niets met Philips te maken te hebben.
Stork had eind negentiende eeuw de tweede ondernemingsraad van Nederland, een personeelsblad en een pensioenfonds in een tijd dat pensioenvoorzieningen vrijwel ongekend waren. Bata-arbeiders hadden lang voor de rest van Nederland een 42-urige, vijfdaagse werkweek.
Die sociale betrokkenheid had ook een keerzijde. Wie ontslagen werd, verloor ook meteen zijn woning, zoals stakingsleiders af en toe merkten. Bovendien waren sociale ondernemers vaak behoorlijk paternalistisch. Batadorp had gratis stromend water, maar niet voor niets: Bata-arbeiders moesten schoongewassen, met gekamde haren en gepoetste schoenen op hun werk verschijnen. Hun huizen hadden geen zolder, want dat leidde maar tot rotzooi, meenden de Bata-broers.
Hoewel Frits Philips een standbeeld midden in Eindhoven heeft, konden en kunnen sociaal betrokken ondernemers dan ook lang niet altijd op waardering rekenen. Het liefdadige karakter van hun sociale werk speelt daarbij een belangrijke rol: in tegenstelling tot regeringen of stadsbesturen bepalen ondernemers geheel zelfstandig hoe en wat, zonder aan iemand verantwoording schuldig te zijn.
Dat gebrek aan controle maakt 's werelds bekendste moderne filantroop George Soros zo kwetsbaar voor aanvallen van rechtse politici die hem ervan beschuldigen zich ongecontroleerd in te mengen in hun nationale politiek. Microsoft-oprichter Bill Gates, die eveneens een groot deel van zijn kapitaal aan goede doelen geeft, ligt inmiddels om dezelfde redenen onder vuur. Hij kreeg in 2015 van de Engelse sociologe en voormalige Wereldbank-adviseur Linsey McGoey al het verwijt een 'filantro-kapitalist' te zijn die zijn geld gebruikt om God te willen spelen.
Voor God speelden mannen als Coen Stork en Anton en Frits Philips weliswaar niet, maar hun sociale invloed was cruciaal in de regio's waarin hun bedrijven groot werden. Dat werd duidelijk toen Philips en Stork in de jaren negentig reoganiseerden. Deels uit noodzaak - Philips zou anders failliet zijn gegaan - maar deels, zoals de voormalige Philip-topman Jan Timmer twee jaar geleden in zijn memoires constateerde, onder de druk van een nieuw type aandeelhouders.
De grote institutionele beleggers zoals pensioenfondsen maakten in de jaren negentig plaats voor wat Timmer in interviews omschreef als "activistische Angelsaksische aandeelhouders en aasgieren die alleen uit zijn op winstmaximilisatie". Zij zorgden er na zijn vertrek voor dat Philips vrijwel geheel werd ontmanteld, met onnodig rampzalige gevolgen voor Eindhoven.
Zo werd besloten het hoofdkantoor naar Amsterdam te verplaatsen, onder druk van aandeelhouders die een kantoor daar prestigieuzer vonden. Volgens Timmer was dat besluit, dat in Eindhoven duizenden arbeidsplaatsen kostte, volkomen overbodig. Toen Frits Philips het hoorde, verzuchtte hij: "Potverdorie, wat doen ze ons nou aan?" De gemeente wist ternauwernood te voorkomen dat het bedrijf ook nog enkele beeldbepalende panden in de binnenstad zou slopen.
Hoewel Timmer zelf ook 45.000 mensen moest ontslaan om faillissement te voorkomen, meende hij bij het verschijnen van zijn memoires in een interview in de Volkskrant dat de belangen van werknemers voor ondernemingen voorop moeten staan. Aandeelhouders kunnen altijd ergens anders heen. "Het enige doel van bedrijven is waardecreatie op de lange termijn. Voor de hele samenleving."
Als u deze blog waardeert en dat wilt laten blijken met een bijdrage, vind ik dat uiteraard heel prettig. Alleen met uw steun kan onafhankelijke journalistiek in stand blijven.
Eerder kondigden de CEO's van 181 grote Amerikaanse bedrijven al aan dat ze minder willen focussen op winst en aandeelhouders en meer op hun rol in de samenleving. Ze gaan meer investeren in hun werknemers, het milieu en de gemeenschappen waar ze gevestigd zijn.
Dat soort initiatieven klinken revolutionair in tijden dat social corporate responsibility voor veel bedrijven vooral een zoveelste methode lijkt te zijn om onder belastingen uit te komen en de winst voor aandeelhouders te verhogen. Maar eind 19de, begin 20ste eeuw zagen heel wat ondernemers in Nederland en elders voor zichzelf een maatschappelijke taak weggelegd.
Batadorp in Best, Philipsdorp in Eindhoven, Storks Tuindorp 't Lansink in Hengelo zijn er nog steeds de zichtbare getuigen van. Al die wijken werden gebouwd door bedrijven die hun werknemers goed wilden huisvesten in een tijd dat de meeste arbeidersgezinnen in erbarmelijke eenkamerwoningen zonder enige voorziening woonden. De wijken waren groen, de huizen naar verhouding ruim en voorzien van nieuwe luxes als stromend water en elektriciteit.
Geheel onbaatzuchtig was het niet. Philips wilde arbeidskrachten lokken die in Eindhoven niet voor handen waren. Dat gold net zozeer voor de tuindorpen van schoenenproducent Bata en machinebouwer Stork.
Maar de ondernemers zetten zich ook in voor andere zaken die de overheid nog grotendeels liet liggen: ze bouwden scholen, gezondheidscentra, groenvoorzieningen, sportfaciliteiten en clubhuizen. Eindhoven dankt onder meer voetbalclub PSV, een ziekenhuis en een park aan Philips.
Drogisterijketen Etos begon zijn bestaan als coöperatieve verbruikersverening met een eigen bakkerij, kruidenier, slagerij en zelfs een benzinepomp, opgericht door Philips om te zorgen dat de winkelprijzen in Eindhoven betaalbaar bleven.
"Als je goed bent voor de arbeiders, zijn ze goed voor jou," meende Anton Philips, over wie het verhaal gaat dat hij samen met de socialisten affiches plakte voor de oprichting van een openbare en daarom door de kerk verafschuwde HBS. Het bedrijf hechtte aan sowieso aan onderwijs. Menig Eindhovens kind kon nog lang na de Tweede Wereldoorlog gaan studeren dankzij een studiebeurs van het bedrijf. En die studie hoefde niets met Philips te maken te hebben.
Batadorp in Best: geen zolder vanwege de rotzooi |
Die sociale betrokkenheid had ook een keerzijde. Wie ontslagen werd, verloor ook meteen zijn woning, zoals stakingsleiders af en toe merkten. Bovendien waren sociale ondernemers vaak behoorlijk paternalistisch. Batadorp had gratis stromend water, maar niet voor niets: Bata-arbeiders moesten schoongewassen, met gekamde haren en gepoetste schoenen op hun werk verschijnen. Hun huizen hadden geen zolder, want dat leidde maar tot rotzooi, meenden de Bata-broers.
Hoewel Frits Philips een standbeeld midden in Eindhoven heeft, konden en kunnen sociaal betrokken ondernemers dan ook lang niet altijd op waardering rekenen. Het liefdadige karakter van hun sociale werk speelt daarbij een belangrijke rol: in tegenstelling tot regeringen of stadsbesturen bepalen ondernemers geheel zelfstandig hoe en wat, zonder aan iemand verantwoording schuldig te zijn.
Dat gebrek aan controle maakt 's werelds bekendste moderne filantroop George Soros zo kwetsbaar voor aanvallen van rechtse politici die hem ervan beschuldigen zich ongecontroleerd in te mengen in hun nationale politiek. Microsoft-oprichter Bill Gates, die eveneens een groot deel van zijn kapitaal aan goede doelen geeft, ligt inmiddels om dezelfde redenen onder vuur. Hij kreeg in 2015 van de Engelse sociologe en voormalige Wereldbank-adviseur Linsey McGoey al het verwijt een 'filantro-kapitalist' te zijn die zijn geld gebruikt om God te willen spelen.
Voor God speelden mannen als Coen Stork en Anton en Frits Philips weliswaar niet, maar hun sociale invloed was cruciaal in de regio's waarin hun bedrijven groot werden. Dat werd duidelijk toen Philips en Stork in de jaren negentig reoganiseerden. Deels uit noodzaak - Philips zou anders failliet zijn gegaan - maar deels, zoals de voormalige Philip-topman Jan Timmer twee jaar geleden in zijn memoires constateerde, onder de druk van een nieuw type aandeelhouders.
De grote institutionele beleggers zoals pensioenfondsen maakten in de jaren negentig plaats voor wat Timmer in interviews omschreef als "activistische Angelsaksische aandeelhouders en aasgieren die alleen uit zijn op winstmaximilisatie". Zij zorgden er na zijn vertrek voor dat Philips vrijwel geheel werd ontmanteld, met onnodig rampzalige gevolgen voor Eindhoven.
Zo werd besloten het hoofdkantoor naar Amsterdam te verplaatsen, onder druk van aandeelhouders die een kantoor daar prestigieuzer vonden. Volgens Timmer was dat besluit, dat in Eindhoven duizenden arbeidsplaatsen kostte, volkomen overbodig. Toen Frits Philips het hoorde, verzuchtte hij: "Potverdorie, wat doen ze ons nou aan?" De gemeente wist ternauwernood te voorkomen dat het bedrijf ook nog enkele beeldbepalende panden in de binnenstad zou slopen.
Hoewel Timmer zelf ook 45.000 mensen moest ontslaan om faillissement te voorkomen, meende hij bij het verschijnen van zijn memoires in een interview in de Volkskrant dat de belangen van werknemers voor ondernemingen voorop moeten staan. Aandeelhouders kunnen altijd ergens anders heen. "Het enige doel van bedrijven is waardecreatie op de lange termijn. Voor de hele samenleving."
Als u deze blog waardeert en dat wilt laten blijken met een bijdrage, vind ik dat uiteraard heel prettig. Alleen met uw steun kan onafhankelijke journalistiek in stand blijven.
Reacties