Orbáns greep naar meer macht, met dank aan corona

Orbán houdt van militair vertoon: de militaire wacht
bij het paleis van de president
Geen dictator in spé zal het toegeven, maar voor autoritaire leiders metdictatoriale aspiraties zijn crises een godsgeschenk. Dat geldt zeker voor wat zich inmiddels wel een beetje heeft ontwikkeld tot de moeder van alle crises, het coronavirus. We leven in tijden van een wereldwijde noodtoestand, dus autoritaire maatregelen vallen niet echt op. Alle landen hebben het sowieso zo druk met corona dat gebeurtenissen elders eigenlijk alleen aandacht trekken als die iets met het virus te maken hebben. En burgers zien een stevig pakket maatregelen vooral als daadkracht van hun leider.
Op 23 maart 1933 presenteerde Hitler zijn Ermächtigungsgesetz, Machtigingswet aan de Duitse Reichstag. Officiële aanleiding: een politieke crisis, veroorzaakt door de brand in de Rijksdag een kleine maand eerder. Die wet betekende de feitelijke opheffing van het Duitse parlement en gaf hem vier jaar lang de macht wetten aan te nemen zonder de Rijksdag daarvoor te raadplegen. Uiteraard kwam de Rijksdag daarna nooit meer bij elkaar, want voorspelbaar genoeg stond de ontbinding van het Duitse parlement bovenaan Hitlers lijstje. Heel wat mensen veronderstelden later dat de nazi’s zelf de hand in de brand hadden gehad.
Het is een puur, maar wel opmerkelijk toeval dat de Hongaarse premier Viktor Orbán onlangs diezelfde datum, 23 maart, koos om aan het Hongaarse parlement zijn eigen machtigingswet voor te leggen. De crisis die daarvoor de aanleiding was, heeft Orbán uiteraard niet zelf gecreëerd. Maar terwijl noodwetten van andere landen zich concentreren op maatregelen om de bevolking tegen het virus te beschermen en van straat te houden en artsen veilig hun werk te laten doen, draaide Orbáns machtigingswet puur om uitbreiding van zijn macht.
Voor wie daaraan twijfelt: sinds de wet eind maart werd aangenomen, besloot Orbán al overal in Hongarije vrij parkeren in te voeren, wat met corona weinig van doen heeft, maar de gemeenten veel geld kost. Ook werd alle informatie over de peperdure spoorweg naar Belgrado die met Chinese financiering wordt aangelegd, tien jaar lang tot geclassificeerd bestempeld. Overduidelijk maatregelen die bestemd zijn om de coronacrisis aan te pakken.
Als Orbán de afgelopen tien jaar iets heeft bewezen, is het dat hij er een meester in is om situaties naar zijn hand te zetten en zijn macht stapje voor stapje uit te breiden. De vluchtelingencrisis van 2015 gaf hem talrijke nieuwe bevoegdheden en dankzij de coronacrisis krijgt hij nu nagenoeg dictatoriale bevoegdheden. Maar lange tijd had zijn aanpak veel weg van de spreekwoordelijke kikker in de pan met water die langzaam wordt opgewarmd.

In Orbáns pan sudderden sinds de verkiezingen in 2010 eigenlijk twee kikkers: aan de ene kant de eigen bevolking, waarvan voor een groot deel nog steeds niet het gevoel heeft dat er iets mis is, aan de andere de internationale gemeenschap, die er ondanks alle kritiek lange tijd niet aan wilde dat een Europese politicus die via democratische verkiezingen aan de macht is gekomen diezelfde democratie langzaam de nek omdraait. Voor sommigen in de Europese Volkspartij is dat nog steeds een brug te ver.
Maar Orbán is bepaald niet de enige. Het Freedom House, een Amerikaanse organisatie die jaarlijks de staat van de democratie opmaakt, degradeerde tussen 1973 en 2018 197 landen op hun democratie-index. In de helft van de gevallen ging het daarbij om een militaire coup, maar in de andere helft kwamen antidemocratische leiders en regelrechte dictators aanvankelijk via democratische verkiezingen aan het bewind.
De afbraak van die democratie in die landen is meestal een stapsgewijs proces waarbij politieke leiders de macht steeds verder naar zich toetrekken. Orbán heeft tien jaar gehad om de spelregels stelselmatig zo te herschreven dat de oppositie steeds buiten verder buiten spel is komen te staan en de rechtstaat steeds verder is verzwakt. Daarvoor werden de grondwet, de mediawet, de kieswet en de positie van de rechtelijke macht meerdere malen aangepast. Het laat de oppositie nu met lege handen staan, want opties om de machtigingswet aan te vechten zijn er eigenlijk niet meer.
Gelijktijdig bleven allerlei uiterlijke kenmerken van democratie, zoals verkiezingen en zelfs het tolereren van een – weliswaar steeds meer gemarginaliseerde - kritische pers overeind. De Oekraïens-Britse onderzoeker Peter Pomerantsev, schrijver van het boek This is not propaganda, bedacht er de term ‘post-moderne dictatuur’ voor: machthebbers die hebben geleerd om democratische technieken in te zetten voor uitgesproken ondemocratische doeleinden.
Would-be dictators kunnen van Orbán wat leren, want hij beheerst die kunst tot in de perfectie. Weliswaar haalt hij een deel van zijn inspiratie, zoals het criminaliseren van kritische maatschappelijke organisaties en het gebruik van staatsmedia voor propagandadoeleinden uit landen als Rusland. Maar vaak doet hij het veel subtieler. De Orbán-regering zit vol met voormalige rechtenstudenten (waaronder de premier zelf) en gebruikt met graagte wetten en regelgeving uit landen als Groot-Brittanië, Frankrijk en Italië en zelfs uit Nederland als basis voor de eigen nieuwe wetgeving. Zoals het bedrijfsleven probeert te leren van de best practices van andere bedrijven, zo verzamelt Hongarije politieke worst practices uit democratische landen.
Goed voorbeeld was de aanpassing van de Hongaarse kieswet. Oorspronkelijk kende Hongarije een stelsel van twee rondes. Een deel van de parlementszetels wordt namelijk via districten gekozen, en in de tweee ronde name de twee sterkste kandidaten uit de eerste ronde het tegen elkaar op, zoals dat ook in Frankrijk het geval is. Nu wint simpelweg degene die in de eerste ronde de meeste stemmen krijgt, ook als zo’n kandidaat maar elf procent van de kiezers achter zich heeft en de rest van de partijen pakweg tien. Kritiek dat dat minder democratisch is, wordt afgedaan met een verwijzing naar Groot-Brittanië, want daar gaat het net zo.
Het verwijt dat Hongarije de afgelopen jaren volstrekt is gecentraliseerd, wordt gepareerd met een verwijzing naar het van oudsher al zeer gecentraliseerde Frankrijk. Want waarom is het erg dat alle openbare Hongaarse scholen door één regeringsbureau worden bestuurd dat ook verantwoordelijk is voor benoemingen en lesinhoud, als dat in Frankrijk ook het geval is? En wie kan bezwaar hebben tegen de renationalisatie van de Hongaarse openbare nutsbedrijven als dat in Frankrijk ook staatsbedrijven zijn?
Tegen de beschuldiging dat op allerlei functies, bijvoorbeeld in de Hongaarse mediaraad en het openbaar ministerie, partijvrienden zijn benoemd, wordt zelfs ingebracht dat de Hongaarse situatie veel democratischer is dan, bijvoorbeeld, de Nederlandse. In Hongarije beslist het parlement namelijk over die benoemingen, in Nederland benoemt de minister de kandidaten. Zo’n verdediging klinkt redelijk, tot je je realiseert dat Nederlandse minsters zich laat adviseren door mensen uit het veld en deskundigheid voorop zetten, terwijl het Hongaarse parlement partijtrouw als belangrijkste criterium hanteert.
Vrijwel alle media, van provinciale dagbladen tot tv-zenders, staan inmiddels onder één redactioneel, centraal aangestuurd mediaconglomeraat dat eigendom is van Lörinc Mészáros, voormalige loodgieter, vertrouweling van Orbán en de grootste oligarch van Hongarije. Ook dat is trouwens niet typisch Hongaars: Berlusconi bouwde ooit een vergelijkbaar media-imperium op, en verder dan gemopper daarover kwam Europa niet.
En zo heeft Hongarije de afgelopen jaren uit heel Europa stukjes wet- en regelgeving gehaald en aan zijn eigen belangen aangepast, die er samengevoegd voor zorgen voor iets dat de Amerikaanse sociologe Kim Lane Sheppele ooit omschreef als ‘Frankenstaat’. Net zoals het monster van Frankenstein duidelijk geen mens was, al had het alle ledenmaten, zo lijken alle onderdelen van de democratie in Hongarije nog wel aanwezig. Alleen functioneert het geheel niet zoals het zou moeten.
Het coronavirus functioneert in zekere zin als een soort lakmoestest voor dergelijke Frankenstaten. Het gaat er daarbij uiteraard niet om dat er noodmaatregelen worden ingevoerd, want dit zijn uitzonderlijke tijden die om noodmaatregelen vragen. Het gaat er wel om wat er wordt ingevoerd en hoe.
Politici als Mark Rutte en Angela Merkel beseffen dat er onder burgers ook andere zorgen leven dan het virus en bekommeren zich ook om oplossingen voor de economische, sociale en psychische gevolgen en de toename van huiselijk geweld van gezinnen die plots samen in huis opgesloten zitten.
De Hongaarse regering daarentegen is bezig een militaire operatie uit te voeren. Vanaf de eerste persconferentie over de coronacrisis werden Hongaren geconfronteerd met een opmerkelijk beeld: op het podium verschenen twee sprekers, waarvan één in uniform, die spraken namens ‘de operatieve staf’, een stortvloed aan cijfers en verordeningen produceerden en over de medische kanten van het virus bar weinig wisten.
Ook Orbáns toespraken geven de indruk dat een militaire leider aan het woord is. Ze staan vol met termen als ‘zelfverdediging’, ‘fronten’ en het versterken van de ‘verdediging’ in vier ‘operationele velden’: het leger, de politie, de gezondheidszorg en de economie. In die volgorde. Hongaren weten inmiddels tot op de man af hoeveel ordehandhavers (139.684) en militairen (43.980) de regering ter beschikking heeft om het virus te lijf te gaan. Maar ondernemers die in de puree zitten, hebben als enige troost dat ze ‘ter verdediging van de economie’ voorlopig minder belasting hoeven te betalen. Over mensen die hun baan kwijt zijn geen woord.
Die militarisering komt niet uit de lucht vallen. Sinds Orbán aan de macht kwam, speelt het leger een belangrijkere rol, van militair onderwijs op sommige scholen en militaire gardes bij het parlement en het paleis van de president tot de oprichting van een nieuwe militaire academie en de aanwezigheid van hooggeplaatste militairen bij de laatste verjaardag van regeringspartij Fidesz enkele maanden geleden.  Maar sinds corona is die rol nadrukkelijker. Een van de eerste maatregelen was de inzet van militairen voor ‘assistentie’ in de bedrijfsleiding van 140 essentiële bedrijven, van energievoorziening tot geneesmiddelenproductie.
Gelijktijdig verschenen enkele weken geleden plotseling soldaten met machinegeweren op straat. Ze patrouilleerden midden tussen kledingrekken en winkelend publiek, want winkels, cafés en restaurants konden op dat moment tot drie uur ‘s middags open zijn. Opmerkelijk genoeg was op dat moment wel een groot deel van de rechtbanken al gesloten vanwege besmettingsgevaar. Inmiddels hebben ook alle ziekenhuizen een militaire adviseur gekregen.
Dat was het klimaat waar de premier het parlement zijn machtigingswet voorlegde. Een wet die hem voor de duur van de noodtoestand de bevoegdheid geeft om zonder parlementaire toestemming decreten en wetten uit te vaardigen, te veranderen of af te schaffen. Ieder soort wet, want beperkingen worden niet genoemd.
Een wet ook die vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid beperkt, want wie leugens of verdraaide waarheden ‘voor een groot publiek’ publiceert die geschikt zijn om ‘succesvolle bescherming van het publiek’ te verhinderen, kan jaren in de gevangenis verdwijnen.
Wat ‘de succesvolle bescherming van het publiek’ precies is, wordt niet gespecificeerd, net zomin als wat een verdraaide waarheid is. Kritiek op Orbáns beslissingen wordt riskant. Wie cijfers en informatie publiceert die in negatieve zin afwijken van de informatie van het ‘operationele orgaan’ van de regering, loopt gevaar van paniek zaaien beschuldigd te worden, zelfs als die informatie correct blijkt te zijn.
Het zijn tijdelijke maatregelen, zo wordt de burger verzekerd. Maar het is aan de premier om te beoordelen of het tijd is om de noodtoestand weer af te schaffen. Dat de Hongaarse oppositie hem ervan verdenkt dat dat wel eens heel lang kan duren, is niet op niets gebaseerd. De noodtoestand die hij tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 afkondigde, bestaat namelijk tot de dag van vandaag.
Voortduring van deze noodtoestand zou het feitelijke einde van de Hongaarse democratie betekenen. Zolang het duurt, hoeft volgens de machtigingswet het parlement niet bijeen te komen en worden er geen verkiezingen georganiseerd.
Het probleem is natuurlijk: net zoals andere maatregelen die deze regering in het verleden heeft genomen is die laatste beslissing op dit moment goed te verdedigen. Parlementaire verkiezingen staan pas voor april 2022 op de agenda, maar Hongarije kent veel tussentijdse verkiezingen. Als een parlementariër doodgaat, komt zijn zetel vrij. Verkiezingen betekenen verkiezingsbijeenkomsten en rijen voor stembussen, waar op dit moment niemand op zit te wachten.
Anders wordt het als de oppositie gelijk heeft met haar vrees dat deze noodtoestand wel eens veel langer zou kunnen gaan duren. Pakweg zolang er ergens nog corona in de wereld is, wat, menen virologen, wel eens heel erg lang kan duren. Niets belet Orbán dan om voorbij 2022 per decreet te blijven regeren.

Als u deze blog waardeert en dat wilt laten blijken met een bijdrage, vind ik dat uiteraard heel prettig. Alleen met uw steun kan onafhankelijke journalistiek in stand blijven.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Dit gebeurt er als je op cookies klikt.

Pizza per drone? Nog even wachten

Wereldleider in unieke chips.